ECLI:NL:RBDHA:2022:10579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21/2732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging met een Afghaanse vreemdeling in Oezbekistan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Afghaanse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om zich bij zijn echtgenote in Nederland te voegen. In het primaire besluit van 17 september 2020 werd de aanvraag ingewilligd, maar de eiser moest de mvv afhalen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in New Delhi, wat hij betwistte. In het bestreden besluit van 6 april 2021 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de eiser kennelijk ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 31 augustus 2022 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde verschenen niet. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de mvv niet in Oezbekistan kon worden afgehaald, ondanks dat daar een honorair consulaat aanwezig is. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris niet had voldaan aan zijn medewerkingsverplichting en dat de hoorplicht was geschonden, omdat eiser niet was gehoord voordat het besluit werd genomen.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming en het respecteren van de rechten van betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2732

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda)

Procesverloop

In het besluit van 17 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam2]’ (referente) ingewilligd.
In het besluit van 6 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser, zijn gemachtigde en referente zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij verblijft (al jarenlang) in Oezbekistan. Op 23 mei 2019 heeft referente, de echtgenote van eiser, ten behoeve van eisers overkomst naar Nederland een aanvraag ingediend voor een mvv.
2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag ingewilligd. Daarbij is vermeld dat eiser de mvv dient af te halen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in New Delhi. Tegen die voorwaarde heeft eiser bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Volgens verweerder betreft de Nederlandse vertegenwoordiging in Oezbekistan een honorair consulaat, dat niet de infrastructuur heeft om een mvv af te geven.
3. Eiser voert aan dat hij in Oezbekistan verblijft met een onzekere verblijfsrechtelijke positie. Ook is hij op leeftijd, heeft hij last van ernstige gezondheidsklachten en is sprake van reisbeperkingen in verband met de coronapandemie. Hij kan de mvv daarom niet afhalen in New Delhi. Verweerder maakt niet duidelijk waarom het onmogelijk is de mvv door eiser af te laten halen bij het honorair consulaat in Oezbekistan. Ook is niet gezocht naar alternatieven. Het zou bijvoorbeeld mogelijk moeten zijn eiser een eenmalig reisdocument te verschaffen zodat hij zich in Nederland bij verweerder kan melden met alle benodigde gegevens. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat de hoorplicht is geschonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit artikel 2s, derde lid, van de Vw [2] , gelezen in samenhang met het eerste lid van dat artikel, volgt dat de mvv aan de vreemdeling in persoon wordt afgegeven door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of van bestendig verblijf dan wel, bij gebreke daarvan, het dichtstbijzijnde land waar wel een vertegenwoordiging is gevestigd.
5. In artikel 13, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn [3] is het volgende bepaald: Zodra het verzoek om gezinsherenging is aanvaard, staat de betrokken lidstaat het gezinslid of de gezinsleden de toegang toe. Daartoe biedt de betrokken lidstaat die personen alle medewerking bij het verkrijgen van de benodigde visa. Deze richtlijnbepaling heeft rechtstreekse werking, nu deze niet binnen de daarvoor gestelde termijn in de nationale wet is overgenomen. [4]
6. Niet in geschil is dat Oezbekistan in het geval van eiser dient te worden aangemerkt als land van bestendig verblijf en dat in dat land een honorair consulaat is gevestigd. In het bestreden besluit heeft verweerder echter gesteld dat dit consulaat niet de infrastructuur heeft om een mvv af te geven. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat de honorair consul in Oezbekistan niet bevoegd is om een mvv af te geven. Daarnaast moeten bij de afgifte van de mvv onder andere biometriegegevens worden geregistreerd, waartoe de honorair consul niet de apparatuur of mogelijkheden heeft, aldus verweerder.
7. Nog afgezien van het feit dat verweerder deze toelichting ook tijdens een hoorzitting in bezwaar of in het bestreden besluit had kunnen geven, is hiermee onvoldoende uitgelegd waarom het onmogelijk is de mvv door eiser af te laten halen in Oezbekistan. Niet valt in te zien waarom de honorair consul in Oezbekistan, al dan niet in samenwerking met de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van andere landen in de regio, niet bevoegd kan worden gemaakt of uitgerust kan worden voor de afgifte van een mvv of ander nooddocument om eiser in staat te stellen het recht op gezinshereniging te effectueren. Uit de hiervoor aangehaalde bepaling van de Gezinsherenigingsrichtlijn vloeit de verplichting voor verweerder voort om
alle medewerkingte verlenen voor het verkrijgen van de benodigde visa. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aan zijn medewerkingsverplichting voldaan door alleen te bezien of de mvv in Oezbekistan afgegeven kan worden en eiser te wijzen op mogelijkheden om de afhaaltermijn te verlengen. Dit geldt te meer nu eiser verweerder zowel in bezwaar als in beroep heeft verzocht om in overleg te treden over mogelijke alternatieven voor het afhalen van de mvv in New Delhi. Het had op de weg van verweerder gelegen om in samenspraak met eiser te kijken naar de mogelijkheden.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en evenmin op een zorgvuldige voorbereiding. In zoverre kan het bestreden besluit dan ook niet in stand blijven.
9. In artikel 7:2 van de Awb [5] is bepaald dat een bestuursorgaan een belanghebbende in de gelegenheid stelt om te worden gehoord voordat het op het bezwaar beslist. Het horen vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure. Van het horen van een belanghebbende kan alleen om redenen genoemd in artikel 7:3 van de Awb worden afgezien, waaronder in het geval dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Het bezwaar is kennelijk ongegrond als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Verweerder heeft dan ook ten onrechte afgezien van het horen van eiser. De hoorplicht is geschonden.
10. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder eiser nog dient te horen. Verweerder zal vervolgens een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het
door hem betaalde griffierecht vergoeden.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Richtlijn 2003/86/EU.
4.In dezelfde zin: uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 29 september 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:11841.
5.Algemene wet bestuursrecht.