ECLI:NL:RBDHA:2022:10607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 20/6976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AIO-aanvulling en inlichtingenverplichting bij ontvangen Turks pensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een Turks pensioen ontvangt, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser ontving vanaf 4 oktober 2018 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet. De SVB heeft in een besluit van 11 maart 2020 vastgesteld dat eiser recht heeft op een AIO-aanvulling van € 523,69 per maand, maar heeft ook geconstateerd dat eiser over de periode van oktober 2018 tot en met december 2019 een bedrag van € 8.605,38 teveel aan AIO-aanvulling heeft ontvangen, omdat hij zijn inkomsten uit het Turks pensioen niet had gemeld. In het bestreden besluit van 24 september 2020 heeft de SVB het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat de SVB onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn bijzondere omstandigheden. Hij stelt dat zijn ernstig zieke echtgenote in Turkije gemachtigd is om over zijn pensioen te beschikken, waardoor hij dit inkomen niet kan laten overschrijven naar Nederland. Eiser betoogt dat het pensioen niet tot zijn middelen gerekend kan worden, omdat het ten behoeve van zijn echtgenote is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de SVB terecht heeft aangenomen dat eiser redelijkerwijs over het pensioen kan beschikken, aangezien het pensioen op zijn naam staat en hij zelf de keuze heeft gemaakt om het aan zijn echtgenote ter beschikking te stellen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door het pensioen niet te melden bij de SVB. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen dringende redenen zijn om de herziening van de AIO-aanvulling te beperken, en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.E.M. Later),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. Sturmans).

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat het recht op een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eiser vanaf maart 2020 € 523,69 bedraagt. Ook heeft verweerder eisers AIO-aanvulling over de periode van oktober 2018 tot en met december 2019 herzien en berekend dat eiser in die periode een bedrag van € 8.605,38 teveel aan AIO-aanvulling heeft ontvangen.
In het besluit van 24 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Budak. De gemachtigde van verweerder heeft deelgenomen aan de zitting via een beeldverbinding.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser ontvangt vanaf 4 oktober 2018 een AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet (Pw)
2. In het primaire besluit heeft verweerder het recht van eiser op een AIO-aanvulling over de periode van oktober 2018 tot en met december 2019 herzien, omdat eiser gedurende die periode inkomsten had uit zijn Turks pensioen. Hij heeft daarom over die periode een bedrag van € 8.605,38 teveel aan AIO-aanvulling ontvangen. Vanaf maart 2020 krijgt eiser een bedrag van € 523,69 aan AIO-aanvulling. Omdat eiser zijn inkomsten uit het Turks pensioen niet op het aanvraagformulier AIO heeft aangegeven, heeft verweerder in de brief van 11 maart 2020 aangekondigd om eiser een boete op te leggen en in totaal een bedrag van € 11.169,81 van hem te gaan terugvorderen. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder in de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden. Eiser ontvangt in Nederland namelijk geen Turks pensioen, nu zijn ernstig zieke echtgenote in Turkije gemachtigd is om te beschikken over dit pensioen en zij hiervan leeft en medisch behandeld wordt. Dit inkomen dient daarom op grond van artikel 31, tweede lid, Pw niet tot de middelen van eiser te worden gerekend, nu er ook in Turkije vanuit wordt gegaan dat een pensioen voor een echtpaar is. Dit temeer omdat verweerder aan eiser een uitkering naar de alleenstaande norm verstrekt. Er is dan ook geen sprake van schending van de inlichtingenverplichting. Daarnaast verblijft eiser op grond van een asielvergunning in Nederland en is hij in Turkije veroordeeld tot een lange gevangenisstraf wat maakt dat hij nooit zal kunnen terugkeren naar Turkije en buiten het zicht van de Turkse overheid moet blijven. Eiser kan daarom het Turkse pensioen niet laten overschrijven op een Nederlandse bankrekening. Verweerder had daarom vanwege dringende redenen moeten afzien van de herziening met terugwerkende kracht.
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gemotiveerd op de beroepsgronden van eiser gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat zijn de regels?
6. De voor deze zaak relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De te beoordelen perioden zijn de periode van oktober 2018 tot en met december 2019 en de periode vanaf maart 2020
.
7.1
Niet in geschil is dat eiser een Turks pensioen ontvangt en dit periodiek wordt overgemaakt op zijn Turkse bankrekening. Ook staat vast dat eiser dit niet uit eigen beweging bij verweerder heeft gemeld.
Middelen
7.2
Partijen zijn verdeeld over de vraag of het Turks pensioen van eiser is aan te merken als inkomen waarover eiser redelijkerwijs kan beschikken en dat daarom op grond van artikel 31, eerste lid, Pw, valt onder eisers middelen die van belang zijn voor de vaststelling van eisers recht op een AIO-aanvulling. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daarover het volgende.
7.3
Nu eiser maandelijks een Turks pensioen ontvangt op zijn Turkse bankrekening, heeft verweerder mogen aannemen dat hij redelijkerwijs over dit inkomen kan beschikken. Dat het vanwege eisers politieke veroordeling voor hem niet mogelijk zou zijn om dit Turks pensioen ook in Nederland te ontvangen, heeft eiser niet aangetoond. Zo had eiser kunnen proberen om het Turks pensioen vanaf zijn Turkse bankrekening maandelijks over te maken naar zijn Nederlandse bankrekening of – indien hij dit inschatte als zijnde te risicovol – had hij een relatie in Turkije kunnen vragen bedragen van eisers Turkse bankrekening op te nemen en deze via een geldtransferbedrijf aan eiser ter beschikking te stellen. Het betoog van eiser dat het Turks pensioen, gelet op artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a, Pw, niet tot zijn middelen behoort omdat hij die middelen ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van zijn echtgenote die niet in de bijstand begrepen is, slaagt niet. Het Turks pensioen van eiser wordt immers op grond van zijn arbeidsverleden ten name van eiser op zijn Turkse bankrekening uitbetaald. Dat eiser zijn Turks pensioen ter beschikking stelt aan zijn echtgenote in Turkije en hij haar heeft gemachtigd tot zijn Turkse bankrekening, betreft een eigen keuze.
Schending inlichtingenverplichting
7.4
Eiser had bovendien kunnen en moeten weten dat hij het ontvangen van een Turks pensioen bij verweerder had moeten melden. Dit temeer omdat ook op het aanvraagformulier van de AIO-aanvulling de vraag is opgenomen of eiser (of zijn partner) een pensioen uit een ander land ontvangt. Door geen melding te maken van deze inkomsten heeft eiser de inlichtingenverplichting van artikel 17, eerste lid, Pw, geschonden. Verweerder was dan ook gehouden om op grond van artikel 54, derde lid, Pw, het recht van eiser op AIO-aanvulling over de te beoordelen periodes te herzien.
Dringende redenen
7.5
Tussen partijen is verder in geschil of er in het geval van eiser sprake is van dringende redenen waarom verweerder de herziening geheel of gedeeltelijk had moeten beperken. Volgens verweerders beleid is sprake van dringende redenen als eiser al zijn verplichtingen is nagekomen en hij echt niet kon weten dat hij ten onrechte AIO(-aanvulling) heeft gekregen. Hiervan is, gelet op wat is overwogen onder 7.4, in eisers geval geen sprake. Verweerder heeft ook in de omstandigheid dat eisers vrouw ernstig ziek is en in het buitenland met het Turks pensioen in haar levensonderhoud voorziet – wat daar overigens verder ook van zij – , geen reden hoeven zien om de herziening geheel of gedeeltelijk te beperken. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder de AIO-aanvulling juist op eisers situatie heeft afgestemd, door uit te gaan van de alleenstaandennorm en daarmee de AIO-aanvulling van eiser te verhogen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Participatiewet

Artikel 17. Inlichtingenplicht
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is
[…]
Artikel 31. Middelen
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2. Niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend:
a. de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in de bijstand begrepen persoon;
[…]
Artikel 54. Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
[…]