ECLI:NL:RBDHA:2022:1069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring beroep
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 23 december 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak op het beroep in Nederland kon afwachten.
De zitting vond plaats op 2 februari 2022 in Breda, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de vertegenwoordiger van de staatssecretaris aanwezig waren. Tijdens de zitting is ook een tolk, A. Markarian, ingeschakeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft in een andere zaak met nummer NL21.20087 het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. B.F.Th. de Roos, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.