ECLI:NL:RBDHA:2022:10701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.18227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige verklaringen en motiveringsgebrek bij reguliere verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Colombiaanse nationaliteit, heeft een asielaanvraag ingediend vanwege problemen met zijn familie die betrokken zou zijn bij drugshandel en vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over de problemen met zijn familie ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 oktober 2022 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij in Colombia met de dood is bedreigd en dat hij problemen ondervindt vanwege zijn geaardheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Colombia niet zodanig is dat LHBTI-asielzoekers zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging vanwege zijn geaardheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Hoewel het bestreden besluit werd vernietigd, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de staatssecretaris op de zitting voldoende motivering heeft gegeven. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.518 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18227

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Mathijssen).

ProcesverloopBij besluit van 6 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig J.W. de Man. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt dat hij de Colombiaanse nationaliteit heeft. Hij heeft – kort gezegd – een asielaanvraag ingediend vanwege problemen met zijn familie in Colombia. Zijn familie zou betrokken zijn bij drugshandel en omdat eiser hier niet bij betrokken wil worden en zelfs aangifte heeft gedaan tegen zijn neef, is zijn leven daar niet zeker. Ook heeft eiser verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij daarom gevaar loopt bij terugkeer.
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen. Verweerder vindt de verklaringen van eiser over de problemen met zijn familie ongeloofwaardig. Verder gelooft verweerder wel dat eiser homoseksueel is, maar volgens verweerder maakt dit niet dat eiser moet worden aangemerkt als vluchteling [2] of dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade [3] .
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij niet heeft aangetoond dat zijn familie criminele activiteiten verricht omdat hij dat niet met documenten heeft aangetoond. Volgens eiser had verweerder nader onderzoek moeten doen naar zijn familie. Dit staat los van de geloofwaardigheid ten aanzien van de problemen die eiser heeft ervaren door zijn familie. Verder vindt eiser dat zijn verklaringen over de problemen met zijn familie geloofwaardig zijn. Eiser heeft in Colombia aangifte gedaan tegen zijn neef die hem heeft geprobeerd te vermoorden. Hij is op dit moment bezig een bewijsstuk van deze aangifte te verkrijgen. Verweerder heeft hem ten onrechte tegengeworpen dat hij twee keer vrijwillig zou zijn teruggekeerd naar Colombia en dat hij hierover tegenstrijdig heeft verklaard. Eiser betoogt daarnaast dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid aangemerkt moet worden als vluchteling. Verweerder gaat er ten onrechte vanuit dat hij zich bij terugkeer in Colombia terughoudend zal opstellen, zoals hij in het verleden heeft gedaan. Ondanks zijn terughoudendheid in het verleden is hij toen al in Colombia met de dood bedreigd en gediscrimineerd vanwege zijn geaardheid. Er is weliswaar wetgeving die LHBTI’ers in Colombia beschermt, maar de praktische uitvoering daarvan schiet nog wel eens tekort. Zijn familie behoort tot een illegale gewapende groepering met conservatieve normen en waarden. Tot slot vindt eiser dat verweerder hem ambtshalve een reguliere verblijfsvergunning moet verlenen, omdat sprake is van een schrijnende situatie door een samenstel van bijzondere omstandigheden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen met de familie
3. Eiser heeft verklaard dat zijn familie (van vaderskant) een drugsorganisatie in Colombia leidt. Een groot deel van de familie zou hierbij betrokken zijn. Eiser heeft verklaard dat zijn moeder en hij in januari 2016 zijn beschoten door eisers neef, omdat zijn moeder aangifte had gedaan tegen de familie. Tegelijkertijd verklaart eiser dat hij in maart 2017 naar Mexico is gevlucht. Hier zou hij een maand hebben verbleven, om vervolgens terug te keren naar zijn familie in Colombia. In december 2017 zou eiser opnieuw zijn aangevallen door zijn neef. Eiser heeft toen zelf aangifte gedaan tegen zijn neef en hij is in april 2018 vertrokken uit Colombia.
3.1.
Zoals verweerder terecht heeft gesteld, heeft eiser niet met documenten onderbouwd dat zijn familie een drugsorganisatie leidt. Verweerder heeft het verder vreemd kunnen vinden dat eiser na de beschieting in januari 2016 zo lang heeft gewacht om Colombia te ontvluchten, om vervolgens na korte tijd alweer terug te keren. Verweerder heeft in dit kader van belang kunnen vinden dat eiser bij terugkeer in Colombia weer bij zijn grootouders – die ook een belangrijke rol zouden spelen in de drugshandel – is gaan wonen. Verweerder heeft het verder opmerkelijk kunnen vinden dat eiser na de aanval in december 2017 en de aangifte tegen zijn neef nog vier maanden bij zijn grootouders is gebleven, terwijl de neef op de hoogte was van zijn verblijfsplaats en deze neef volgens eiser vaker huurmoordenaars inzette. Eiser heeft bovendien verklaard dat zijn familie zijn vijand werd op het moment dat hij weigerde mee te doen aan de drugshandel. Toch zou zijn oma hem hebben opgehaald toen hij aangifte deed tegen zijn neef en zou hij nog een tijdje bij haar hebben gewoond. De oma van eiser zou hem verder hebben aangespoord het land te verlaten voor zijn eigen veiligheid. Tegelijkertijd was zij niet bereid om hem hiervoor geld te geven, noemde ze hem een verklikker en heeft zij hem bedreigd.
3.2.
Al gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser over de problemen met zijn familie niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden.
3.3.
Het betoog van eiser dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over zijn eerdere terugkeer naar Colombia en dat verweerder hem ten onrechte niet geconfronteerd heeft met deze gestelde tegenstrijdigheid, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals verweerder tijdens de zitting heeft beargumenteerd, is in dit kader namelijk met name van belang dat eiser is teruggekeerd naar Colombia.
3.4.
Op de zitting is verder ter sprake gekomen dat verweerder nader onderzoek heeft gedaan naar eisers familie, maar dat hieruit geen informatie naar voren is gekomen die het verhaal van eiser bevestigt. Over dit nader onderzoek is in het bestreden besluit niets opgenomen. Eiser heeft op de zitting betoogd dat hierdoor sprake is van een zorgvuldigheids- dan wel motiveringsgebrek en van strijd met het verdedigingsbeginsel. De rechtbank laat deze standpunten over het nader onderzoek buiten beschouwing, nu verweerder op basis van het ontbreken van documenten en de door eiser gegeven verklaringen al deugdelijk heeft gemotiveerd dat het relevante element over eisers familie ongeloofwaardig wordt geacht.
Homoseksuele geaardheid
3.5.
De rechtbank stelt vast dat de situatie in Colombia niet zodanig is dat LHBTI-asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. Eiser moet daarom met zijn verklaringen aannemelijk maken dat hij persoonlijk vanwege zijn geaardheid voor vluchtelingrechtelijke vervolging te vrezen heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet eerder problemen gehad met zijn familie door zijn geaardheid, omdat hij die verborgen heeft gehouden voor hen. Eiser stelt dat hij zich bij terugkeer niet terughoudend zal opstellen. Op de zitting heeft verweerder bevestigd dat er geen terughoudendheid van eiser verwacht wordt bij terugkeer, maar hij heeft de vrees voor vervolging bij terugkeer niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat zijn familie zeer negatief denkt over homoseksualiteit, is daartoe onvoldoende. Eiser heeft niet op een andere manier geconcretiseerd waarom hij persoonlijk te vrezen zal hebben vanwege zijn geaardheid. Dat hij in het verleden zou zijn gediscrimineerd, uitgescholden en met de dood zou zijn bedreigd op straat, maakt niet dat hij aangemerkt moet worden als vluchteling of dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade. Uit de door partijen aangehaalde openbare bronnen blijkt dat de LHBTI-gemeenschap in de praktijk nog steeds veel problemen ondervindt in Colombia, maar hieruit blijkt niet dat zij systematisch wordt vervolgd of voor mensenrechtenschendingen te vrezen heeft. Eiser heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk voor vluchtelingrechtelijke vervolging te vrezen heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft er in dit kader ook op kunnen wijzen dat eiser zich voor bescherming kan wenden tot de autoriteiten en/of andere instanties. Het betoog van eiser dat hij zich vanwege zijn familie niet tot de politie kan wenden voor bescherming, volgt de rechtbank niet. Hiertoe is van belang dat de verklaringen van eiser over zijn familie niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht.
Ambtshalve verlening van een reguliere verblijfsvergunning
3.7.
Tot slot is nog in geschil of eiser in aanmerking komt voor een (ambtshalve) reguliere verblijfsvergunning (hierna: reguliere vergunning) op grond van de gestelde schrijnende situatie waarin eiser zich bevindt [4] . De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
3.8.
Eiser heeft bij zijn aanmeldgehoor verklaard dat hij in Nederland als sekswerker heeft gewerkt en dat hij tijdens dat werk is gedrogeerd, misbruikt en verkracht. Hij heeft verklaard dat hij daarom een zelfmoordpoging heeft gedaan en een therapeute bezoekt voor zijn suïcidale gedachten. Ook heeft hij een aangifte overgelegd van een mishandeling. In de zienswijze heeft eiser hier expliciet op gewezen en betoogd dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom deze omstandigheden geen aanleiding vormen om hem een reguliere vergunning te verstrekken.
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere vergunning vanwege zijn gestelde schrijnende situatie. Verweerder heeft in het bestreden besluit namelijk volstaan met de mededeling dat niet ambtshalve wordt beoordeeld of eiser in aanmerking komt voor een reguliere vergunning, omdat hij zijn asielaanvraag niet binnen zes maanden na inreis heeft ingediend [5] . Deze beperking geldt echter niet voor artikel 3.6ba van het Vb 2000. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat er wel degelijk is beoordeeld of sprake is van een schrijnende situatie en heeft hiervoor verwezen naar het voornemen en het aanvullende voornemen. Echter, daar staat enkel vermeld dat “gesteld noch gebleken is dat sprake is van overige bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning”. Nu eiser tijdens het aanmeldgehoor concrete omstandigheden naar voren heeft gebracht die relevant kunnen zijn voor het verlenen van een vergunning op humanitaire gronden, is de vermelding van verweerder dat dit niet is gesteld, onjuist. Daarbij geeft deze standaard motivering geen blijk van een persoonlijke, individuele toets van hetgeen eiser hier specifiek over heeft aangevoerd. Dit betekent dat het bestreden besluit in dat opzicht onvoldoende is gemotiveerd en moet worden vernietigd [6] . Het beroep is in zoverre gegrond.
3.10.
Hoewel aan het bestreden besluit een gebrek kleeft (zoals in 3.9. is overwogen), ziet de rechtbank aanleiding om de juridische gevolgen van het besluit in stand te laten. Verweerder heeft door het geven van een nadere motivering op de zitting het motiveringsgebrek voldoende hersteld. Zo is van belang dat de gestelde omstandigheden niet dan wel onvoldoende door eiser zijn onderbouwd. De overgelegde aangifte van een mishandeling door de werkgever van een restaurant waar hij toen werkte, is daartoe onvoldoende, mede nu deze aangifte hetgeen hij heeft verklaard over wat hem als sekswerker is overkomen, niet lijkt te ondersteunen. Ook heeft hij zijn psychische klachten niet onderbouwd. Nu het motiveringsgebrek is hersteld, ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. [7] Dit betekent kort gezegd dat deze uitspraak voor eiser in juridische zin niets zal veranderen: hij komt niet in aanmerking voor een (ambtshalve) verblijfsvergunning regulier vanwege een schrijnende situatie.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
5. Eiser krijgt een vergoeding voor zijn proceskosten. Die vergoeding bedraagt € 1.518 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder moet deze vergoeding betalen aan eiser.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten van € 1.518,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), in samenhang gezien met artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
2.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
3.In de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4.Artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
5.Artikel 6.6a, derde lid, van het Vb 2000.
6.Wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
7.Zie artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb