ECLI:NL:RBDHA:2022:10716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.19946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, mr. H. Uzumcu, en een tolk, L. de Vries-Kazlauskaite. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.M.M. van Gils.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. In de overwegingen van de rechtbank werd gesteld dat er geen steekhoudende argumenten waren aangevoerd die de onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het communicatieprobleem tussen eiser en zijn gemachtigde niet relevant was voor de beoordeling van de zaak. Bovendien was er geen bewijs dat eiser door medische of psychische problematiek niet in staat was om zijn bezwaren naar voren te brengen. De rechtbank concludeerde dat eiser ook niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat hij mogelijk niet detentiegeschikt was.

De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19946
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. de Vries-Kazlauskaite. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Er zijn geen steekhoudende argumenten naar voren gebracht waaruit blijkt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank is van oordeel dat het communicatieprobleem tussen eiser en zijn gemachtigde hier niet aan afdoet. Uit niets blijkt dat eiser als gevolg van medische of psychische problematiek niet in staat is om zijn bezwaren tegen het bestreden besluit naar voren te brengen. Verder blijkt uit het dossier dat eiser tijdens het vertrekgesprek in staat is geweest om op normale wijze te communiceren. Ter zitting is niet gebleken van indicaties die tot een ander oordeel leiden.
2. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank eiser ook niet in zijn stelling dat hij mogelijk niet detentiegeschikt is.
3. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.