ECLI:NL:RBDHA:2022:10739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/619968 / HA ZA 21-962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een samenwerkings- en licentieovereenkomst met betrekking tot aluminium achterwanden, schending van geheimhoudingsbedingen en onrechtmatige concurrentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bokmerk B.V. en een echtpaar dat als licentienemer optrad. Bokmerk vorderde onder andere een verbod op concurrentie en schadevergoeding wegens schending van contractuele verplichtingen en onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelde dat het echtpaar geen contractuele verplichtingen had geschonden, omdat de echtgenoot niet als contractspartij was betrokken bij de licentieovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatige concurrentie, omdat het echtpaar niet op ongeoorloofde wijze gebruik had gemaakt van de knowhow van Bokmerk. De vorderingen van Bokmerk werden afgewezen, en de rechtbank verklaarde Bokmerk niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen de derde gedaagde, die onder bewind stond. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/619968 / HA ZA 21-962
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van
BOKMERK B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat: mr. T. Binnema te Leeuwarden,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beide echtgenoten wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagden in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat: mr. A. Noest te Hillegom,
en

3.[gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg te Zoetermeer.
Eiseres en gedaagde sub 3 zullen Bokmerk respectievelijk [gedaagde 3] worden genoemd. Gedaagden sub 1 en 2 zullen afzonderlijk als [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] en gezamenlijk als het echtpaar [gedaagde 1 en 2] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 19 en 20 oktober 2021 betekende twee dagvaardingen met vorderingen in de hoofdzaak en vrijwel gelijkluidende incidentele vorderingen ex artikel 223 Rv [1] tegen de eerste rolzitting van 3 november 2021, met de producties EP01 t/m EP38;
- het verzoek van de advocaat van Bokmerk van 3 november 2021 om de bij dagvaarding ingestelde incidentele vorderingen met voorrang te behandelen;
- de afwijzing van voornoemd verzoek door de rolrechter van 8 november 2021;
- de conclusie van antwoord in het incident en in de hoofdzaak van 15 december 2021 van de advocaat van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , met de producties GPB 01 t/m GPB16;
- de faxbrief van 20 januari 2022 van de advocaat van Bokmerk;
- de conclusie van antwoord in het incident en in de hoofdzaak van 26 januari 2022 van de advocaat van [gedaagde 3] , met productie GPK01;
- het comparitievonnis van 23 maart 2022 van de rechtbank;
- het pleitverzoek van de advocaat van Bokmerk van 16 mei 2022;
- de tegen het pleitverzoek gerichte bezwaren van de advocaten van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en van [gedaagde 3] van 17 en 19 mei 2022;
- de beslissing van de rechtbank van 25 mei 2022 om de drie advocaten toe te staan ter comparitie van partijen van 29 juni 2022 desgewenst een pleitnota voor te dragen met een spreektijd van maximaal 20 minuten per advocaat;
- de op 9 juni 2022 ontvangen drie akten van de advocaat van Bokmerk met depot van 16 samples, met de producties EP39 t/m EP74 en met wijzigingen van eis in de hoofdzaak en in het incident;
- de daartegen gerichte bezwaren van de advocaten van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en van [gedaagde 3] van 10 juni 2022, met onder meer het verzoek de zitting van 29 juni 2022 zo nodig uit te stellen;
- de beslissing van de rechtbank van 16 juni 2022 om de drie akten van 9 juni 2022 van de advocaat van Bokmerk toe te laten, om de geplande zitting van 29 juni 2022 doorgang te laten vinden en om de spreektijd bij pleitnota uit te breiden tot maximaal 30 minuten per advocaat;
- de zitting van 29 juni 2022, waarbij de advocaten van Bokmerk en van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] ieder een pleitnota hebben overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Ter zitting van 29 juni 2022 is vonnis in het incident en in de hoofdzaak bepaald op zo mogelijk 31 augustus 2022. Om organisatorische reden (waarvoor dus excuses van de rechtbank) maar ook door de forse omvang en de relatief complexe aard van deze zaak heeft de rechtbank de vonnisdatum moeten uitstellen tot vandaag, 19 oktober 2022.

2.De feiten

Bokmerk

2.1.
Bokmerk houdt zich bezig met de verkoop in Nederland en België van aluminium panelen, meer in het bijzonder aluminium achterwanden voor keukens en badkamers. Het gaat om een product waaraan, naar de stelling van Bokmerk, jarenlange innovatie ten grondslag ligt en dat superieur is aan de aluminium achterwanden die door concurrerende ondernemingen worden aangeboden.
2.2.
Het bedrijfsmodel van Bokmerk steunt op samenwerking met derden, zowel voor de productie als voor de verkoop van de aluminium achterwanden. Voor dat laatste maakt zij gebruik van zogenoemde licentienemers waarmee zij overeenkomsten sluit op grond waarvan die licentienemers gerechtigd zijn om in een hun toebedeeld gebied (het licentiegebied) de Bokmerk-producten voor eigen rekening en risico (door) te verkopen met gebruikmaking van de knowhow die is verbonden aan de zogenaamde “Bokmerk-formule” en het intellectuele eigendom van Bokmerk, waaronder haar handelsnaam en (beeld)merk. De licentienemers sluiten zelfstandig contracten met klanten, te weten keuken- en badkamerzaken, en betalen aan Bokmerk meerdere vergoedingen.
Bokmerk België
2.3.
Op 29 december 2015 heeft Bokmerk een overeenkomst als hiervoor bedoeld gesloten voor het toen na Nederland voor Bokmerk nieuwe licentiegebied “België”. Die overeenkomst, getiteld “Samenwerkingsovereenkomst tevens licentieovereenkomst”, is op naam gesteld van Bokmerk en [gedaagde 1] tevens handelend onder de namen “ [bedrijf 1] ”, “Bokmerk België” en “ [bedrijf 2] ”, en is ondertekend door [gedaagde 1] en door [naam] als directeur van Bokmerk. Genoemde overeenkomst is opgevolgd door de overeenkomsten van respectievelijk 19 december 2016 en 20 januari 2019 die identieke tenaamstellingen kennen en door dezelfde personen zijn ondertekend. Genoemde overeenkomsten worden hierna gezamenlijk en afzonderlijk aangeduid als “de Licentieovereenkomst”.
2.4.
Op grond van de met Bokmerk gesloten Licentieovereenkomst was [gedaagde 1] exclusief gerechtigd om de Bokmerk-producten binnen het overeengekomen licentiegebied (België) voor eigen rekening en risico te verkopen. Daartoe heeft zij per 1 januari 2016 haar onderneming / eenmanszaak met de handelsnamen “Bokmerk België”, “ [bedrijf 1] ” en “ [bedrijf 2] ”, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
2.5.
De laatste versie van de Licentieovereenkomst bevat onder meer een verbod om, op straffe van verbeurte van een boete, na het einde van die overeenkomst gebruik te (blijven) maken van de intellectuele eigendomsrechten en knowhow van Bokmerk, een geheimhoudingsbeding dat ook is verzwaard met de dreiging van verbeurte van een boete en een non-concurrentiebeding van één jaar na het einde van de overeenkomst.
2.6.
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden maakte [gedaagde 1] mede gebruik van haar echtgenoot [gedaagde 2] , die in dat kader onder meer het bezoeken van klanten, te weten keuken- en badkamerzaken in België, feitelijk voor zijn rekening nam.
2.7.
Vanaf 2020 is discussie ontstaan tussen Bokmerk en [gedaagde 1] , onder meer over (een verhoging van) een door Bokmerk bij [gedaagde 1] in rekening te brengen extra vergoeding. Uiteindelijk hebben partijen, bijgestaan door hun advocaten, overeenstemming bereikt over de wijze waarop zij hun samenwerking en de Licentieovereenkomst zouden beëindigen. Bij e-mail van 25 februari 2021 vat de advocaat van [gedaagde 1] (die daarbij telkens, op het hiernavolgende door de rechtbank cursief weergegeven ene citaat na, uitdrukkelijk schrijft in enkelvoud over “
cliënte”) de daarbij gemaakte mondelinge afspraken (hierna: de vaststellingsovereenkomst) als volgt samen:
“- Einde samenwerking m.i.v. 1 maart 2021 (laatste dag verwerking orders 28 feb.).
- EUR 45.000 koopsom excl. BTW, te betalen door Bokmerk (…).
- M.i.v. 1 maart 2021 geen extra services, diensten, werkzaamheden vanuit [bedrijf 2] meer en geen gegevens aanleveren. Dus: behoudens deze lijst geen verplichtingen jegens [naam] /Bokmerk.
Na de einddatum geen gebruik meer maken van de licentie en met name de bijbehorende Intellectuele eigendoms(IE)-rechten, behoudens uitdrukkelijk anders overeengekomen in dit voorstel.
- Uiterlijk op 5 maart uitschrijving/wijziging handelsnaam “Bokmerk” uit KvK (…).
- Uiterlijk op 5 maart 2021 aanleveren gegevens van nieuwe klanten zoals hierboven vermeld.
- Gebruik leveragenda tot 1 juni 2021.
- Domeinnaam/website/e-mailadressen: overdragen van de domeinnaam Bokmerk België.be en bijbehorende inloggegevens (…), uiterlijk op 5 maart. (…).
- Wijziging tenaamstelling van de bankrekening van Bokmerk België, vóór 1 juni 2021.
- Geheimhouding over en weer, mede over de inhoud van deze regeling.
- Niet negatief over elkaar uitlaten jegens derden.
- Boetebeding van EUR 5.000 per dag en EUR 500 per dag dat de overtreding voortduurt. Boete op niet-nakoming afspraken door
cliënten. Op gelijke wijze een boete op niet nakomen van de afspraken over toegang tot de domeinen/emailadressen.
- Na afhandeling van bovenstaande: over en weer finale kwijting (niets meer van elkaar te claimen, over en weer).”
2.8.
Bij e-mail van dezelfde datum 25 februari 2021 heeft de toenmalige advocaat van Bokmerk ingestemd met de bovenstaande weergave van de inhoud van de vaststellingsovereenkomst door de advocaat van [gedaagde 1] .
2.9.
Op 26 februari 2021 heeft Bokmerk België per e-mail het volgende afscheidsbericht aan haar klanten gestuurd:
“Beste relatie,
Tot onze grote spijt zullen wij afscheid moeten nemen van een ieder met wie wij samengewerkt hebben in de afgelopen jaren. [gedaagde 1] en ik ( [gedaagde 2] ) zullen vanaf 1 maart a.s. helaas een andere weg op gaan. Wij zijn u de afgelopen jaren met zeer veel plezier van dienst geweest en wij willen u allen dan ook danken voor uw jarenlange vertrouwen.
Onze Bokmerk werkzaamheden zullen vanaf 1 maart worden overgenomen door een andere vertegenwoordiger en deze zal zich op korte termijn vast aan u komen voorstellen. Wij gaan er vanuit dat u op dezelfde wijze kunt verder werken en dat u van dezelfde service en kwaliteit kunt blijven genieten.
Wij betreuren deze gang van zaken zeer, maar zullen met opgeheven hoofd een nieuw pad gaan bewandelen.
BEDANKT!
Hiermee willen wij u nogmaals hartelijk danken voor de fijne samenwerking in de afgelopen jaren en wij verheugen ons erop u nog eens te mogen ontmoeten.
Wij wensen u goede zaken en goede gezondheid!”
[bedrijf 3] / [bedrijf 5]
2.10.
Op 1 juni 2021 heeft [gedaagde 2] zijn onderneming / eenmanszaak [bedrijf 3] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De overeenkomstige domeinnaam had [gedaagde 2] al op 19 november 2020 laten registreren. Blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel houdt deze groothandel zich onder meer bezig met de verkoop van keuken- en badkamerwanden gemaakt van aluminium, rvs en beton.
2.11.
In het kader van het opzetten van zijn nieuwe onderneming / eenmanszaak heeft [gedaagde 2] onder meer contact opgenomen met aluminiumbewerkers, poedercoaters en leveranciers van kit- en lijmproducten om te bezien of zij hem de benodigde materialen met de gewenste eigenschappen zouden kunnen leveren. Ook heeft [gedaagde 2] prijslijsten opgesteld en verschillende keuken- en badkamerzaken in eerst Nederland en daarna ook België bezocht om zijn met Bokmerk concurrerende producten te presenteren en zo mogelijk te verkopen.
2.12.
Na een conflict over de handelsnaam “ [bedrijf 3] ” met de Belgische vennootschap [bedrijf 4] draagt de onderneming / eenmanszaak van [gedaagde 2] de handelsnaam “ [bedrijf 5] ”.
[gedaagde 3]
2.13.
Per 1 september 2021 ondersteunt [gedaagde 3] zijn vriend [gedaagde 2] bij de hiervoor omschreven werkzaamheden onder de achtereenvolgende handelsnamen “ [bedrijf 3] ” en “ [bedrijf 5] .” Daartoe hebben [gedaagde 2] en zijn stagiar [gedaagde 3] een stageovereenkomst gesloten die meermaals is verlengd. Voor een stageovereenkomst is wellicht ook gekozen, omdat het vermogen van [gedaagde 3] sinds 4 oktober 2019 onder bewind is gesteld van een bewindvoerder wegens verkwisting door en/of problematische schulden van [gedaagde 3] .
2.14.
In het verleden heeft (ook) [gedaagde 3] met Bokmerk samengewerkt. In 2016 hebben Bokmerk en [gedaagde 3] , althans diens toenmalige vennootschap [bedrijf 6] , een franchiseovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde 3] althans zijn toenmalige buitenlandse vennootschap voor eigen rekening en risico Bokmerk producten mocht verkopen en daartoe de intellectuele eigendomsrechten van Bokmerk en de Bokmerk-formule mocht gebruiken in het door Bokmerk toen exclusief aan de vennootschap van [gedaagde 3] toebedeeld gebied Zuid-West Nederland.
2.15.
Nadat tussen [gedaagde 3] en Bokmerk een conflict was ontstaan hebben [bedrijf 6] / [gedaagde 3] en Bokmerk hun franchiseovereenkomst beëindigd met een vaststellingsovereenkomst van 20 juni 2016.
Sommaties
2.16.
Na een eerste korte sommatiebrief van 25 mei 2021 van de toenmalige advocaat van Bokmerk, heeft de huidige advocaat van Bokmerk een uitgebreide sommatiebrief van 16 september 2021 aan het echtpaar [gedaagde 1 en 2] doen bezorgen bij deurwaardersexploit. Daarin sommeert Bokmerk het echtpaar [gedaagde 1 en 2] kort samengevat om hun onrechtmatige concurrerende handelingen jegens Bokmerk te staken en om de al verbeurde contractuele boetes uit de licentieovereenkomst en/of uit de vaststellingsovereenkomst te betalen.
2.17.
Bij brief van 21 september 2021 heeft de advocaat van Bokmerk daarna ook [gedaagde 3] gesommeerd om zijn behulpzaamheid bij de onrechtmatige handelswijze van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] te staken en is [gedaagde 3] aansprakelijk gesteld voor alle daardoor inmiddels reeds geleden en nog te lijden schade van Bokmerk.
2.18.
Het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] hebben aan de hun gezonden sommaties geen gehoor gegeven. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben hun met Bokmerk en haar licentienemers concurrerende activiteiten voortgezet en uitgebreid.

3.De geschillen in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
Bokmerk vordert in de hoofdzaak, na wijzigingen van eis, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] te verbieden activiteiten te ondernemen die concurreren met de activiteiten van Bokmerk, meer specifiek bestaande uit het (laten) produceren en/of (laten) verhandelen van aluminium achterwanden voor toepassing in keukens en/of badkamers, en te veroordelen alle daartoe reeds verrichte of te verrichten werkzaamheden te staken, gestaakt te houden en ongedaan te maken, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen veroordeling, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding en € 500,- per dag dat een overtreding voortduurt met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,-;
2. [gedaagde 3] te verbieden het echtpaar [gedaagde 1 en 2] behulpzaam te zijn bij de concurrerende activiteiten zoals vermeld onder punt 1, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding en € 500,- per dag dat een overtreding voortduurt met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,-;
3. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] te verbieden om zich onrechtmatig ex artikel 6:162 BW [2] jegens Bokmerk te gedragen, meer in het bijzonder door gebruik te maken van de Bokmerk-formule en/of de knowhow verbonden aan de Bokmerk-formule, van of via Bokmerk verkregen gedurende de periode dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] samenwerkten met Bokmerk, en/of enige kennis en/of (immateriële) goederen, waaronder intellectuele eigendomsrechten die Bokmerk toebehoren en/of van Bokmerk afkomstig zijn en/of door Bokmerk zijn vervaardigd en, meer in het bijzonder, om:
a. geen intellectuele eigendomsrechten van Bokmerk te schenden, waaronder:
i) het inbreuk maken op auteursrechten van Bokmerk, door direct of indirect gebruik te maken van foto’s van Bokmerk, folder- en/of promotiematerialen van Bokmerk, samples van Bokmerk, kleuren en/of kleurcodes van Bokmerk;
ii) het inbreuk maken op de handelsnaam van Bokmerk, zijnde “Bokmerk”;
iii) het inbreuk maken op (het) (beeld)merk(en) van Bokmerk, waaronder het (beeld)merk “Bokmerk”;
iv) het namaken van producten van Bokmerk;
v) het gebruiken van enige website en/of profiel op sociale media kanalen dat aan Bokmerk toebehoort;
b. [geen] zakelijke contacten te onderhouden met klanten – blijkende uit de lijst overgelegd als productie EP28 – en/of leveranciers van Bokmerk waarvan het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en/of [gedaagde 3] behoren te weten dat dit een klant en/of leverancier van Bokmerk is, meer in het bijzonder door [geen] contact op te nemen met klanten en/of leveranciers van Bokmerk om met Bokmerk concurrerende producten aan te bieden en/of door aan klanten met Bokmerk concurrerende producten te leveren en/of door contact op te nemen met klanten en/of leveranciers met het verzoek medewerking te verlenen aan het namaken van producten van Bokmerk;
c. in commerciële contacten met derden zich schriftelijk en/of mondeling niet uit te laten over Bokmerk, waaronder door tijdens dergelijke contactmomenten de (handels)naam van Bokmerk niet te noemen
of anderszins geen associatie op te wekken met de onderneming van Bokmerk;
althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen veroordeling, al het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per (gehele of gedeeltelijke) overtreding van de veroordeling en € 500,- per dag dat die overtreding voortduurt met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,-;
4. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] ieder hoofdelijk, en met dien verstande dat wanneer de één betaalt ook de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan Bokmerk van de boete die beide echtgenoten hoofdelijk aan Bokmerk verschuldigd zijn geworden op grond van artikel 15.2 van de Licentieovereenkomst ten bedrage van € 500,- per dag te berekenen vanaf 5 september 2021, tot de dag waarop de overtreding wordt gestaakt;
5. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , ieder hoofdelijk en met dien verstande dat wanneer de één betaalt ook de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan Bokmerk van de boete die beide echtgenoten hoofdelijk verschuldigd zijn geworden aan Bokmerk op grond van de vaststellingsovereenkomst ten bedrage van € 5.000,- per overtreding en te vermeerderen met € 500,- per dag te berekenen vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] de overtreding van voornoemd boetebeding staakt;
6. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] , ieder hoofdelijk en met dien verstande dat wanneer de één betaalt ook de anderen zullen zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan Bokmerk van een schadevergoeding nader op te maken bij staat ex artikel 612 Rv, dan wel een schadevergoeding door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
7. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , ieder hoofdelijk en met dien verstande dat wanneer de één betaalt ook de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan Bokmerk van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.365,-;
8. het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] , ieder hoofdelijk en met dien verstande dat wanneer de één betaalt ook de ander(en) zal (zullen) zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan Bokmerk van een integrale proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling niet plaatsvindt binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Gelijktijdig met de bovenstaande vorderingen in de hoofdzaak heeft Bokmerk ook incidentele vorderingen ingesteld zoals bedoeld in artikel 223 Rv waarmee Bokmerk, bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de procedure in de hoofdzaak, veroordelingen wenst die, na wijzigingen van eis, overeenkomen met de hiervoor in alinea 3.1 bij 1, 2 en 3 weergegeven vorderingen in de hoofdzaak, alsmede een veroordeling van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] tot betaling van een voorschot ten bedrage van € 50.000,- op de aan Bokmerk verschuldigd geworden boetes op grond van de Licentieovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst.
3.3.
Het echtpaar [gedaagde 1 en 2] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Bokmerk in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
3.4.
[gedaagde 3] voert na zuivering van het eerst tegen hem verleende verstek ook verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van Bokmerk in haar vorderingen jegens hem en subsidiair tot afwijzing van die vorderingen met veroordeling van Bokmerk in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
3.5.
Op de voor de beoordeling relevante stellingen van partijen zal de rechtbank hierna nader ingaan.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
In de kern gaat deze zaak over de vraag of het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , althans [gedaagde 2] , en [gedaagde 3] met de nieuwe onderneming / eenmanszaak [bedrijf 3] Bokmerk op ongeoorloofde wijze concurrentie aandoen. Volgens Bokmerk is dat het geval omdat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] in strijd handelt met de op beide echtgenoten rustende verplichtingen uit hoofde van de gesloten Licentieovereenkomst, met name het daarin opgenomen non-concurrentiebeding, de geheimhoudingsclausule en het verbod om de intellectuele eigendomsrechten en knowhow van Bokmerk ten eigen voordele te gebruiken. Voorts acht Bokmerk het concurrerend handelen van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW, omdat het stelselmatig ondermijnen van het zorgvuldig opgebouwde bedrijfsdebiet van Bokmerk, zoals het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] doen door met de knowhow van Bokmerk een gelijk product in de markt te zetten en daarmee klanten van Bokmerk af te pakken, in strijd is met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt, aldus samengevat Bokmerk.
4.2.
Hoewel de rechtbank begrip kan opbrengen voor het standpunt van Bokmerk dat [bedrijf 3] mede door de kennis en ervaring die het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , althans [gedaagde 2] , en [gedaagde 3] in het verleden hebben opgedaan toen zij samenwerkten met Bokmerk, als concurrent van Bokmerk tot de markt van aluminium achterwanden voor keukens en badkamers heeft kunnen toetreden, komt de rechtbank in dit vonnis tot de conclusie dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] daarmee niet een op beide of één van beide echtgenoten rustende contractuele bepaling schendt en ook niet anderszins onrechtmatig handelt jegens Bokmerk. Ook aan [gedaagde 3] kan Bokmerk naar het oordeel van de rechtbank geen rechtens relevant verwijt maken, nog daargelaten het primaire formele verweer van [gedaagde 3] .
4.3.
Voordat de rechtbank nader zal toelichten hoe zij tot dat inhoudelijke oordeel is gekomen, zal zij eerst ingaan op het primaire formele verweer van [gedaagde 3] .
Niet-ontvankelijkheid Bokmerk in vorderingen jegens [gedaagde 3]
4.4.
Het meest vérstrekkende verweer van [gedaagde 3] houdt in dat Bokmerk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen jegens hem, omdat zijn vermogen sinds 4 oktober 2019 onder bewind is gesteld en Bokmerk derhalve haar vorderingen bij dagvaarding jegens de bewindvoerder van [gedaagde 3] in had moeten stellen en niet jegens [gedaagde 3] zelf.
4.5.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat dit formele verweer van [gedaagde 3] slaagt. Daartoe is het volgende redengevend.
4.6.
Artikel 1:441 lid 1 BW bepaalt dat de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taken de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt. Artikel 1:442 lid 1 BW bepaalt, voor zover van belang, dat regels die de bevoegdheid van een bewindvoerder betreffen en feiten die voor een oordeel over zijn bevoegdheid van belang zijn, niet aan een wederpartij kunnen worden tegengeworpen, indien deze daarmee niet bekend was of had behoren te zijn.
4.7.
Bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 3 oktober 2019 zijn de (toekomstige) goederen van [gedaagde 3] onder bewind gesteld in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW en is [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd. Dit bewind duurt nog steeds voort en de bewindvoerder functioneert nog steeds als zodanig. Dit brengt mee dat Bokmerk als hoofdregel de bewindvoerder van [gedaagde 3] , als formele procespartij, had moeten dagvaarden.
4.8.
Het betoog van Bokmerk dat haar vorderingen geen betrekking hebben op onder bewind gestelde goederen en dat derhalve de bewindvoerder ook niet gedagvaard behoeft te worden, moet worden verworpen. De vorderingen zoals hiervoor in alinea 3.1 weergegeven raken naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk in relevante mate aan de vermogensrechtelijke positie van [gedaagde 3] . Van hem wordt immers vergoeding van schade (op te maken bij staat) gevorderd. Nu de gevorderde verboden, die overigens nog met een vermogensrechtelijke dwangsom zouden moeten worden versterkt, in sterke mate met die vordering tot schadevergoeding samenhangen in die zin dat voor toewijzing van ieder van die vorderingen dient te worden vastgesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde 3] , oordeelt de rechtbank het ook voor die vorderingen nodig dat de bewindvoerder als formele procespartij in de procedure wordt betrokken, al was het maar om meerdere procedures over hetzelfde onderwerp (met het risico op uiteenlopende oordelen) te voorkomen. De rechtbank overweegt ten slotte dat met het voeren van deze procedure ook door [gedaagde 3] zelf (eventueel) te betalen proceskosten op het spel staan, zodat de goederen (het vermogen) van [gedaagde 3] ook om die reden in relevante mate in het geding zijn (is).
4.9.
Bokmerk, die niet ook de bewindvoerder maar uitsluitend [gedaagde 3] heeft gedagvaard, moet derhalve in beginsel niet-ontvankelijk in haar vorderingen worden verklaard. Hierop kan slechts een uitzondering worden gemaakt, indien Bokmerk niet met de onderbewindstelling bekend was of daarmee bekend had behoren te zijn.
4.10.
Of een derde het bewind behoorde te kennen, hangt voornamelijk af van de vraag of het bewind al dan niet overeenkomstig artikel 1:436 lid 3 BW is gepubliceerd. Uit het door [gedaagde 3] overgelegde uittreksel uit het Centraal Curatele- en Bewindregister blijkt dat het bewind op 4 oktober 2019 is gepubliceerd in voornoemd register. Dit register is voor iedereen kosteloos toegankelijk (artikel 1:391 lid 2 BW), openbaar te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder registers, en eenvoudig doorzoekbaar op basis van naam en geboortedatum. Van Bokmerk, als door een advocaat bijgestane partij die [gedaagde 3] in rechte wenst te betrekken, mag worden verwacht dat vooraf dit register wordt geraadpleegd. Zij behoort daarom het in dit openbaar register ingeschreven rechtsfeit van bewind te kennen en kan geen beroep doen op derdenbescherming. Bijzondere omstandigheden die zich hiertegen verzetten zijn niet gesteld of gebleken.
4.11.
De rechtbank zal alles afwegende Bokmerk niet toelaten, zoals door haar advocaat nog is verzocht, om na dit vonnis alsnog de bewindvoerder van [gedaagde 3] in deze procedure te betrekken. Daargelaten dat Bokmerk daartoe allang zonder nader bericht van de rechtbank over had kunnen gaan, hetgeen zij niet heeft gedaan, volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525, rov. 3.4.2) dat de mogelijkheid van een procespartij als Bokmerk om een bewindvoerder hangende een procedure op te roepen om in dat geding alsnog te verschijnen, slechts bestaat indien de betreffende procespartij bij aanvang van het geding niet bekend was met het bewind en evenmin daarmee bekend had behoren te zijn. Uit de voorgaande overwegingen van de rechtbank volgt echter dat die situatie zich in dit geval niet voordoet.
4.12.
De slotsom is dat Bokmerk formeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde 3] .
4.13.
De rechtbank merkt hier overigens nog wel op dat de vorderingen van Bokmerk gericht tegen [gedaagde 3] , die mede steunen op en/of samenvallen met het gesteld maar betwist onrechtmatige karakter van het met Bokmerk concurrerend handelen van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , bij een inhoudelijke beoordeling, zoals uit het hiernavolgende zal blijken, hoe dan ook toch zouden moeten worden afgewezen.
Vorderingen jegens het echtpaar [gedaagde 1 en 2]
4.14.
Bokmerk baseert haar vorderingen jegens het echtpaar [gedaagde 1 en 2] op twee van elkaar te onderscheiden grondslagen: schending van de tussen partijen gesloten overeenkomsten enerzijds en anderzijds onrechtmatige daad.
Schending contractuele verplichtingen
4.15.
Voor wat betreft de eerste grondslag stelt Bokmerk dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] de verplichtingen uit de Licentieovereenkomst en/of uit de vaststellingsovereenkomst schendt door na de beëindiging van de Licentieovereenkomst gebruik te (blijven) maken van de knowhow die is verbonden aan de Bokmerk-formule, door het (beeld-)merk en de handelsnaam van Bokmerk te (blijven) gebruiken en door een met Bokmerk concurrerende onderneming te voeren. Volgens Bokmerk heeft het echtpaar [gedaagde 1 en 2] daardoor op grond van de in de overeenkomsten opgenomen boetebedingen een boete verbeurd van € 5.000,- per overtreding en € 500,- per dag dat deze overtredingen voortduren.
4.16.
Bij de beoordeling van dit contractuele deel van het geschil dient allereerst te worden vastgesteld welke afspraken tussen welke contractspartijen destijds zijn gemaakt en welke afspraken daarvan nu nog steeds gelden.
4.17.
Bokmerk stelt dat [gedaagde 2] ook contractspartij is (of is geworden) bij de formeel slechts tussen [gedaagde 1] en Bokmerk gesloten overeenkomsten, naar de rechtbank begrijpt zowel bij de Licentieovereenkomst als bij de vaststellingsovereenkomst. Daarom zou ook [gedaagde 2] gebonden zijn aan de in die overeenkomsten opgenomen bepalingen. Het echtpaar [gedaagde 1 en 2] betwist die stelling van Bokmerk. De Licentieovereenkomst, dat wil zeggen elk van de drie opvolgende samenwerkings- en licentieovereenkomsten, is tussen Bokmerk en alleen [gedaagde 1] gesloten. [gedaagde 2] werkte weliswaar mee in de onderneming / eenmanszaak van [gedaagde 1] , maar daaruit kan niet worden afgeleid dat [gedaagde 2] de eigenlijke contractspartij / licentienemer was of dat hij stilzwijgend is toegetreden tot die overeenkomst zoals Bokmerk stelt. Ook bij de vaststellingsovereenkomst is [gedaagde 2] niet als contractspartij betrokken, aldus het echtpaar [gedaagde 1 en 2] .
4.18.
De rechtbank is met het echtpaar [gedaagde 1 en 2] van oordeel dat Bokmerk niet in haar betoog kan worden gevolgd. Het is ook voor de rechtbank niet duidelijk geworden op welke wijze ook [gedaagde 2] (al dan niet stilzwijgend) zou zijn toegetreden tot de Licentieovereenkomst die destijds door Bokmerk zelf om welke redenen dan ook bewust alleen op naam van [gedaagde 1] is gesteld en ook alleen door of namens deze twee contractspartijen is ondertekend en niet ook door [gedaagde 2] . Daartoe is immers civielrechtelijk nodig dat zowel Bokmerk als [gedaagde 2] en [gedaagde 1] de wil hebben gehad, die zich ook via een concrete verklaring heeft geopenbaard, dat ook [gedaagde 2] contractspartij werd en met name dat alle rechten en verplichtingen uit de Licentieovereenkomst waaronder de boetebedingen en het concurrentiebeding ook voor hem zouden gelden. Het bestaan van een op dat rechtsgevolg gerichte concrete wil en een desbetreffende concrete verklaring, in ieder geval aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , is in deze procedure niet of onvoldoende gesteld en/of gebleken. De rechtbank ziet evenals het echtpaar [gedaagde 1 en 2] ook niet in hoe dat in dit geval kan worden afgeleid uit de in dat verband door Bokmerk genoemde omstandigheden, namelijk dat [gedaagde 2] namens zijn echtgenote onderhandelde over de eerste overeenkomst, dat hij werkzaamheden verrichtte voor de onderneming / eenmanszaak van zijn vrouw, dat hij een visitekaartje had, dat zijn foto op de website stond, dat zijn naam op de kleurenfolder was vermeld en dat hij af en toe e-mails verstuurde vanaf het account van zijn echtgenote, waaronder het hiervoor in alinea 2.9 weergegeven afscheidsbericht. Die omstandigheden duiden er naar het oordeel van de rechtbank weliswaar op, zoals Bokmerk betoogt en het echtpaar [gedaagde 1 en 2] overigens ook niet bestrijdt, dat [gedaagde 2] intensief betrokken was bij de onderneming / eenmanszaak Bokmerk België van zijn vrouw. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet zonder meer worden afgeleid dat [gedaagde 2] contractspartij bij de Licentieovereenkomst was of wilde worden met alle rechtgevolgen van dien. Waarom Bokmerk desondanks wel die verwachting kon en mocht hebben, heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt. Zelfs als Bokmerk zou worden gevolgd in haar betoog dat het aanvankelijke plan was om met [gedaagde 2] te contracteren, zoals volgens Bokmerk blijkt uit door haar overgelegde e-mailcorrespondentie uit november 2015, kunnen daaraan niet de door Bokmerk gewenste verstrekkende civielrechtelijke conclusies worden verbonden. Dat geldt te meer nu, zo hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling bevestigd, Bokmerk er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd om uiteindelijk, wat daar verder ook de redenen van zijn geweest – de stellingen van partijen lopen op dit punt sterk uiteen –, de Licentieovereenkomst juist en alleen met [gedaagde 1] aan te gaan en dus niet met [gedaagde 2] . Indien Bokmerk desondanks ook [gedaagde 2] aan nu relevante contractuele bepalingen zoals een boetebeding en een concurrentiebeding had wensen te onderwerpen, ligt die handelswijze bepaald niet voor de hand. De rechtbank oordeelt het in dat verband ook opvallend dat [gedaagde 2] , die volgens de stelling van Bokmerk stilzwijgend tot de Licentieovereenkomst zou zijn toegetreden, vervolgens door de toenmalige advocaat van Bokmerk niet (ook) expliciet is betrokken (als partij) bij de vaststellingsovereenkomst.
4.19.
Niet of onvoldoende blijkt ook dat [gedaagde 2] contractspartij zou zijn bij de op 25 februari 2021 via de advocaten gesloten vaststellingsovereenkomst tussen Bokmerk en [gedaagde 1] . Gelet op al het voorgaande kan Bokmerk zich naar het oordeel van de rechtbank dus jegens [gedaagde 2] niet beroepen op enige contractuele bepaling uit de Licentieovereenkomst of uit de vaststellingsovereenkomst.
4.20.
Verder stelt Bokmerk dat diverse bepalingen uit de Licentieovereenkomst, waaronder het geheimhoudingsbeding, het concurrentiebeding en de boetebedingen nawerking hebben, zodat (in ieder geval) [gedaagde 1] daaraan ook na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is gebonden, zowel in België als ook in Nederland. [gedaagde 1] bestrijdt gemotiveerd die juridische stellingen van Bokmerk. Verder en bovendien betwist het echtpaar [gedaagde 1 en 2] gemotiveerd de feitelijke stelling van Bokmerk dat [gedaagde 1] in relevante mate betrokken is bij de concurrerende activiteiten van [gedaagde 2] en zijn stagiair [gedaagde 3] onder de handelsnaam [bedrijf 3] . Volgens [gedaagde 1] had zij samengevat “haar buik vol” van Bokmerk en van aluminium achterwanden en is zij na de vaststellingsovereenkomst van 25 februari 2021 in plaats daarvan een eigen nagelstudio begonnen.
4.21.
De rechtbank concludeert dat Bokmerk - ook na de hiervoor in alinea 4.20 door de rechtbank laatstgenoemde en meest verstrekkende gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] - in deze procedure niet of onvoldoende concreet heeft gesteld en met relevante bewijsstukken heeft aangetoond dat [gedaagde 1] op enige civielrechtelijk en feitelijk relevante wijze zou zijn betrokken bij de met Bokmerk concurrerende onderneming / eenmanszaak van haar echtgenoot [gedaagde 2] . Reeds daarom kan Bokmerk zich naar het oordeel van de rechtbank in deze procedure ook jegens [gedaagde 1] niet met succes beroepen op de gestelde maar gemotiveerd betwiste schending van contractuele bepalingen uit de Licentieovereenkomst en/of uit de vaststellingsovereenkomst door [gedaagde 1] . De meer juridische geschillen tussen Bokmerk en [gedaagde 1] over de juiste interpretatie van de contractuele verplichtingen van [gedaagde 1] uit de Licentieovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst kunnen reeds daarom nu buiten beoordeling blijven.
Ongeoorloofde concurrentie / onrechtmatige daad
4.22.
Voor wat betreft de tweede niet-contractuele grondslag waarop Bokmerk haar vorderingen tegen het echtpaar [gedaagde 1 en 2] baseert, te weten onrechtmatige daad zoals bedoeld in artikel 6:162 BW door ongeoorloofde concurrentie, overweegt de rechtbank het volgende.
4.23.
Volgens Bokmerk is sprake van ongeoorloofde concurrentie omdat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] “op grove wijze” het bedrijfsdebiet van Bokmerk ondermijnt en daarbij ook de Wet bescherming bedrijfsgeheimen schendt. Daartoe stelt Bokmerk dat [gedaagde 2] met hulp van [gedaagde 1] haar product, de Bokwerk aluminium achterwand, één op één namaakt (slaafse nabootsing), waarbij het echtpaar [gedaagde 1 en 2] gebruik maakt van verschillende bedrijfsgeheimen van Bokmerk, althans knowhow verbonden aan de Bokmerk-formule, namelijk in het bijzonder:
- de wijze waarop het product wordt gemaakt, te weten niet door Bokmerk zelf maar door derden (waaronder aluminiumbewerkers en poedercoaters);
- de contactgegevens van klanten (zijnde keuken- en badkamerzaken in Nederland en België);
- de specifiek door Bokmerk ontwikkelde “ophangogen” die nodig zijn om de aluminium platen te kunnen poedercoaten;
- het Tensorcad-programma voor het maken van technische tekeningen.
Met die informatie is [gedaagde 2] doende (geweest) actief klanten van Bokmerk te “ronselen” en laat hij het product van Bokmerk (slaafs) namaken, zelfs door aan de hand van de kleurcodes van de door Bokmerk zelf ontwikkelde kleuren, kleuren te laten mengen. Voorts is het onrechtmatig handelen van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] c.s.gelegen in het inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van Bokmerk, namelijk haar (beeld)merk, handelsnaam en auteursrechten op foto’s, folders, (product)namen en -termen, samples en kleuren, inclusief mengverhoudingen, aldus samengevat de verwijten van Bokmerk.
4.24.
Het echtpaar [gedaagde 1 en 2] weerspreekt (voor zover al relevant) dat [gedaagde 2] al tijdens de looptijd van de Licentieovereenkomst met zijn onderneming / eenmanszaak [bedrijf 3] , nu [bedrijf 3] , zou zijn gestart. Hij heeft uitsluitend de domeinnaam op 19 november 2020 laten registreren. Pas na 1 maart 2021 is hij in Nederland met zijn onderneming / eenmanszaak aan de slag gegaan, hetgeen wordt bevestigd door de inschrijving van de onderneming per 1 juni 2021 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Van klanten ronselen is evenmin sprake. [gedaagde 2] benadert allerlei keuken- en badkamerzaken in Nederland en na 1 maart 2022 (de vervaldatum van het concurrentiebeding van zijn echtgenote) ook in België, en dus niet alleen klanten van licentienemers van Bokmerk. Bovendien geldt dat de klanten van Bokmerk, althans van haar licentienemers, openbaar bekend zijn (te raadplegen via de website van Bokmerk) en dat [gedaagde 2] niet aan contactgegevens is gekomen via Bokmerk. Voorts benadrukt [gedaagde 2] dat [bedrijf 3] weliswaar een soortgelijk product levert als Bokmerk, maar dat [gedaagde 2] zelf het nodige veldwerk heeft verricht om een eigen soortgelijk product met eigen ophangogen te laten ontwikkelen. Van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van Bokmerk is geen sprake. [gedaagde 2] gebruikt eigen promotiemateriaal en de kleurcodes heeft hij van verschillende poedercoaters ontvangen. Deze kleuren/codes zijn niet exclusief voorbehouden aan Bokmerk. Het Tensorcad-programma gebruikt [gedaagde 2] niet. Hij heeft soortgelijke tekensoftware laten integreren in zijn online klantportaal. [gedaagde 1] bemoeit zich voorts volstrekt niet met de nieuwe concurrerende onderneming van haar echtgenoot. Zij heeft zoals hiervoor al aan de orde kwam “haar buik vol” van Bokmerk en van aluminium achterwanden en is na de vaststellingovereenkomst in plaats daarvan een eigen nagelstudio begonnen, aldus samengevat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] .
4.25.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat op basis van al hetgeen in deze procedure in eerste aanleg over en weer is gesteld, niet de conclusie kan worden getrokken dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , althans [gedaagde 2] , onrechtmatig handelt jegens Bokmerk door een gelijksoortig product in de Nederlandse en Belgische markt aan te bieden en door Bokmerk daarbij op onrechtmatige wijze concurrentie aan te doen. Daartoe is per door Bokmerk gesteld verwijt het volgende doorslaggevend.
Slaafse nabootsing
4.26.
Bokmerk verzet zich er in de eerste plaats tegen dat [gedaagde 2] het Bokmerk product namaakt. Uit vaste jurisprudentie (Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938) volgt dat het eenieder in beginsel vrijstaat een stoffelijk product na te bootsen als dat product niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom. Dit lijdt uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het relevante publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, te voorkomen dat door de (soort)gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring bij het relevante publiek ontstaat. In dat geval is nabootsing – het gaat dan om zogenaamde slaafse nabootsing – een vorm van oneerlijke mededinging, waartegen uit hoofde van onrechtmatige daad kan worden opgekomen. Van verwarring kan pas sprake zijn indien het desbetreffende product een ‘eigen gezicht’ heeft op de relevante markt, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt.
4.27.
Voor zover reeds aangenomen zou kunnen en moeten worden dat de aluminium achterwanden van Bokmerk een eigen gezicht hebben op de relevante markt, hetgeen als zodanig niet concreet is gesteld namens Bokmerk en daarom dus ook niet is betwist namens [gedaagde 2] , is de rechtbank van oordeel dat de ruimte voor [gedaagde 2] om een aluminium achterwand anders vorm te geven zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid daarvan, minimaal is. Zulks wordt bevestigd door de meermaals ter zitting door Bokmerk herhaalde stelling dat haar product superieur is ten opzichte van de door concurrenten geleverde aluminium achterwanden, juist door de samenstelling daarvan (zoals materiaal, dikte, poedercoating en beschikbare kleuren). Bokmerk kan [gedaagde 2] niet ervan weerhouden een – ook vanuit kwalitatief oogpunt – gelijkwaardig product in de markt te zetten. Als dat betekent dat [gedaagde 2] hetzelfde materiaal, dezelfde dikte, eenzelfde coating en vergelijkbare kleuren dient te gebruiken, is dat een keuze die door de deugdelijkheid van het product en door de wensen van de (eind)klant wordt ingegeven. Tot die keuze behoort ook het gebruik van twee ophangogen, die nodig zijn om de wand te kunnen poedercoaten. Een dergelijk, door technische bepaaldheid ingegeven kenmerk van het door Bokmerk ontwikkelde product, laat zich niet monopoliseren via de weg van artikel 6:162 BW.
4.28.
Gelet op het voorgaande en gelet ook op de stelling van [gedaagde 2] bij pleitnota ter zitting dat zijn product ook in relevante mate afwijkt van dat van Bokmerk voor wat betreft de specifieke ophangogen en de specifieke dikte van de poedercoating, kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde 2] onrechtmatig handelt jegens Bokmerk omdat [gedaagde 2] het product van Bokmerk slaafs zou nabootsen.
Onrechtmatige concurrentie
4.29.
In de tweede plaats stelt Bokmerk dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] (en ook [gedaagde 3] ) onrechtmatig handelt door samengevat de “uiterst brutale en niets ontziende” wijze waarop [bedrijf 3] (volgens Bokmerk is dat [gedaagde 2] met hulp van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ) Bokmerk concurrentie aandoet.
4.30.
Op grond van het arrest Boogaard/Vesta (Hoge Raad 9 december 1955, NJ 1956, 157) is van onrechtmatige concurrentie als hier door Bokmerk bedoeld sprake indien voldaan is aan een drietal cumulatieve vereisten, te weten: (1) het stelselmatig en substantieel afbreken van (2) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft meehelpen opbouwen (3) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg. Ook andere bijzondere omstandigheden, zoals het gebruik maken van vertrouwelijke informatie die via de voormalig werkgever is verkregen, kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig handelen. Alhoewel [gedaagde 2] geen ex-werknemer is van Bokmerk, vindt deze vaste rechtspraak mogelijkerwijs ook toepassing in de gegeven omstandigheden, waarin [gedaagde 2] intensief betrokken was bij de onderneming / eenmanszaak van zijn echtgenote die via de Licentieovereenkomst een samenwerkingsverband had met Bokmerk en waarbij bedrijfsinformatie en knowhow werd gedeeld. Of aan de in deze vaste rechtspraak ontwikkelde vereisten is voldaan moet worden beoordeeld aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval.
Gebruik bedrijfsgeheimen / beschermde knowhow
4.31.
Bokmerk stelt dat [gedaagde 2] in het kader van het opzetten en exploiteren van zijn onderneming haar bedrijfsgeheimen en/of haar beschermde knowhow (heeft) gebruikt. De rechtbank is echter van oordeel dat Bokmerk die stelling, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde 2] zoals hiervoor in alinea 4.24 samengevat is weergegeven, onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Niet uitgesloten is dat [gedaagde 2] , conform het door hem gevoerde verweer, zelfstandig de benodigde kennis over het te vervaardigen product heeft verzameld door zelf onderzoek te doen in de markt, namelijk door het benaderen van verschillende leveranciers en/of door het (laten) onderzoeken van het publiekelijk geopenbaarde en dus voor iedereen toegankelijke product van Bokmerk. Een aanwijzing in die richting vormt het feit dat, zo hebben partijen desgevraagd ter zitting bevestigd, Bokmerk en [gedaagde 2] ieder een andere aluminiumbewerker inschakelen voor de vervaardiging van hun achterwanden. Daarbij komt dat Bokmerk niet of onvoldoende heeft onderbouwd waarom de door haar bij pleitnota ter zitting slechts in algemene zin gestelde maar desgevraagd door de rechtbank nog nader gespecificeerde kennis van haar bedrijfsvoering en productieproces, zoals hiervoor in alinea 4.23 door de rechtbank puntsgewijs is weergegeven, als bedrijfsgeheim, althans als beschermingswaardige knowhow dient te worden aangemerkt. Ook is onduidelijk gebleven op welke wijze het echtpaar [gedaagde 1 en 2] daarover – in het kader van de vroegere Licentieovereenkomst – de beschikking zou hebben gekregen. Mede gelet op hetgeen [gedaagde 2] heeft betoogd over de openbare toegankelijkheid van die informatie, waaronder de (contact)gegevens van keuken- en badkamerzaken die Bokmerk producten verkopen – welke gegevens op de website van Bokmerk zijn vermeld –, is het vertrouwelijke karakter daarvan niet evident. Het eventueel gebruik van die informatie door [gedaagde 2] , waaronder het gebruikmaken van twee ophangogen, het inschakelen van derden voor de vervaardiging van de aluminium achterwanden en het gebruik van het Tensorcad programma of van gelijkwaardige technische tekensoftware, kan ook daarom niet zonder nadere toelichting van Bokmerk – die ontbreekt - als onrechtmatig jegens Bokmerk worden beoordeeld.
Inbreuk op handelsnaam- of merkrecht
4.32.
Verder verwijt Bokmerk aan het echtpaar [gedaagde 1 en 2] inbreuk te hebben gemaakt op haar handelsnaam- en merkrechten. Dat verwijt is, zo begrijpt de rechtbank uit de stukken, beperkt tot hetgeen op of omstreeks 5 september 2021 is voorgevallen met betrekking tot een facebookpagina. Volgens Bokmerk behoort die facebookpagina toe aan Bokmerk. Het echtpaar [gedaagde 1 en 2] betwist dat en betoogt daartoe dat de gewraakte facebookpagina destijds is aangemaakt door [gedaagde 1] en door haar is gebruikt voor haar toenmalige zelfstandige onderneming / eenmanszaak Bokmerk België. Bij de beëindiging van de Licentieovereenkomst door de vaststellingsovereenkomst is geen overdracht van de facebookpagina overeengekomen. Per 1 maart 2021 zou [gedaagde 1] (naar de stelling van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] ) de facebookpagina hebben leeggehaald en zouden alle teksten van en/of verwijzingen naar Bokmerk zijn verwijderd.
4.33.
Niet in geschil is dat [gedaagde 2] de naam van de desbetreffende facebookpagina op 5 september 2021 heeft gewijzigd in “ [bedrijf 3] ”. Uit productie EP21 blijkt in dat verband het volgende:
“Een pagina die je leuk vindt genaamd [bedrijf 2] heeft de naam gewijzigd naar [bedrijf 3] .”De rechtbank merkt op dat daaruit lijkt te volgen dat, overeenkomstig het betoog van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , de betreffende facebookpagina op het moment van die wijziging al niet (meer) de naam “Bokmerk België” droeg. Volgens Bokmerk zou [gedaagde 2] na de naamswijziging het (beeld-)merk, de handelsnaam en de Belgische website van Bokmerk opnieuw op de facebookpagina hebben vermeld. Gelet echter op de gemotiveerde betwisting daarvan door het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , gelet op het feit dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] kort na de naamswijziging – door toedoen van Bokmerk – de toegang tot de betreffende pagina is ontzegd en gelet op het ontbreken van datumvermeldingen op de door Bokmerk overgelegde screenshots, kan de rechtbank niet vaststellen dat het echtpaar [gedaagde 1 en 2] of één van beide echtgenoten die verweten handelingen (het vermelden van de merk- en handelsnaam “Bokmerk” op de facebookpagina op of rond 5 september 2021) heeft verricht.
4.34.
De gestelde maar gemotiveerd betwiste inbreuk door het echtpaar [gedaagde 1 en 2] op de handelsnaam- en merkrechten van Bokmerk kan gelet op het voorgaande niet worden vastgesteld.
Inbreuk op auteursrechten (foto’s, kleuren, samples, prijslijsten en productfolders)
4.35.
Daarnaast stelt Bokmerk ook dat [gedaagde 2] diverse inbreuken op haar auteursrechten heeft gemaakt. Het gaat daarbij in het bijzonder om drie foto’s, prijslijsten, productfolders, samples en kleuren, inclusief mengverhoudingen, die (auteursrechtelijk) aan Bokmerk zouden toebehoren.
4.36.
Voor zover het betreft de drie foto’s die – na 1 maart 2021 – op de hiervoor genoemde facebookpagina werden getoond, heeft [gedaagde 2] onder aanvoering dat hij die drie foto’s zelf heeft gemaakt (en dus auteursrechthebbende is), uitdrukkelijk betwist dat die drie foto’s “van Bokmerk” zouden zijn. Wat daar ook van zij, Bokmerk heeft haar stelling dat de betreffende drie foto’s (auteursrechtelijk) aan haar toebehoren op geen enkele wijze nader concreet onderbouwd. Reeds daarom kan de rechtbank deze door Bokmerk te summier gestelde en door [gedaagde 2] gemotiveerd betwiste auteursrechtinbreuk niet vaststellen.
4.37.
Ten aanzien van de prijslijsten, productfolders en samples overweegt de rechtbank het volgende. Ten eerste heeft Bokmerk haar betwiste stelling dat [gedaagde 2] de prijslijsten, productfolders en samples van Bokmerk (heeft) gebruikt, onvoldoende concreet onderbouwd. Weliswaar heeft Bokmerk bij depotakte van 9 maart 2022 samples overgelegd die identiek zijn aan de door Bokmerk gehanteerde samples met daarop een sticker van [bedrijf 3] , maar daaraan kan, gelet op de gemotiveerde betwisting van en namens het echtpaar [gedaagde 1 en 2] althans [gedaagde 2] ter zitting niet de conclusie worden verbonden dat het samples afkomstig en in eigendom van Bokmerk betreft die door [gedaagde 2] zouden zijn “omgestickerd”. Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat de door Bokmerk gebruikte samples, bestaande uit een rechthoekig stukje aluminium te verkrijgen in iedere gewenste kleur, te banaal zijn om als auteursrechtelijk beschermd werk te beschouwen. Vrije creatieve keuzes die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelen zijn daarin voor de rechtbank niet te ontdekken en overigens ook niet gesteld door de advocaat van Bokmerk. Reeds om die reden kan het echtpaar [gedaagde 1 en 2] althans [gedaagde 2] daarop geen auteursrechtinbreuk maken. Voor zover Bokmerk, ten derde, stelt dat de door [gedaagde 2] zelf opgestelde prijslijsten en productfolders, door de daarin gebruikte termen (“US”, “PLOOI” en “LIJM”, nota bene in dezelfde volgorde), inbreuk maken op haar auteursrechten, stelt de rechtbank vast dat Bokmerk ook niet of onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd dat en waarom die prijslijsten en/of productfolders met die termen (en/of de volgorde waarin zij worden vermeld) auteursrechtelijk beschermde werken zouden zijn.
4.38.
Dat de door [gedaagde 2] gebruikte kleuren en kleurnamen (voor de samples en de achterwanden), inclusief mengverhoudingen, aan Bokmerk zouden toebehoren, is in deze procedure evenmin komen vast te staan. Los van de vraag of een kleur auteursrechtelijk beschermd kan zijn – de rechtbank gaat er vooralsnog evenals [gedaagde 2] vanuit dat die vraag ontkennend dient te worden beantwoord –, stelt de rechtbank op basis van de door Bokmerk zelf ter zitting gegeven toelichting vast dat ook Bokmerk, in ieder geval deels, haar kleuren met bijbehorende namen kiest uit door poedercoatleveranciers aangedragen kleuropties. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan Bokmerk dus ook ten aanzien van die kleuren geen exclusieve rechten jegens derden doen gelden. Nu Bokmerk niet heeft gespecificeerd welke unieke kleuren, die ook [gedaagde 2] gebruikt, zij eventueel geheel zelf zou hebben samengesteld of doen samenstellen en van een eigen unieke naam zou hebben voorzien, blijft onduidelijk waar de gestelde maar betwiste inbreuk precies uit bestaat en dus welke kleuren of kleurnamen [gedaagde 2] naar de stelling van Bokmerk niet zou mogen voeren.
Bezoeken Bokmerkklanten en negatief uitlaten over Bokmerk
4.39.
Ten slotte heeft Bokmerk erop gewezen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich in hun contacten met badkamer- en keukenzaken negatief zouden uitlaten over Bokmerk. Ten bewijze daarvan heeft Bokmerk verschillende e-mails overgelegd die zij heeft ontvangen van haar licentienemer in België (de opvolger van [gedaagde 1] ) en van twee van haar licentienemers in Nederland (Noord-West en Zuid-West). Daaruit blijkt volgens Bokmerk dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bij klanten van Bokmerk onjuiste informatie verspreiden over Bokmerk en daarmee pogen Bokmerk in een kwaad daglicht te stellen.
4.40.
[gedaagde 2] betwist dat hij en [gedaagde 3] in hun contacten met klanten zich negatief uitlaten over Bokmerk en zet vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de in de overgelegde e-mails weergegeven verklaringen van licentienemers van Bokmerk. Daarbij wijst hij erop dat licentienemers een eigen belang hebben bij het zwart maken van [gedaagde 2] – die nu samen met [gedaagde 3] onder de handelsnaam [bedrijf 3] concurreert met diezelfde licentienemers – bij Bokmerk en bij (potentiële) klanten en dat de verklaringen, die bijna allemaal “van horen zeggen” zijn, niet meer behelzen dan roddels en/of een “praatje pot”.
4.41.
De rechtbank vindt in de door Bokmerk overgelegde e-mails onvoldoende steun voor de door Bokmerk getrokken conclusie dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich op onrechtmatige wijze over Bokmerk zouden uitlaten in contacten met (potentiële) klanten. Weliswaar blijkt uit die e-mails dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verschillende badkamer- en keukenzaken die Bokmerk producten verkopen hebben bezocht met het doel die zaken te interesseren voor de door [bedrijf 3] aangeboden soortgelijke producten. Zulks wordt ook niet door [gedaagde 2] ontkend. Die handelswijze is echter niet zonder meer onrechtmatig, ook niet indien daarbij, al dan niet op aangeven van de klant, een vergelijking wordt gemaakt met de producten van Bokmerk. Dat zou anders kunnen zijn indien [gedaagde 2] en [gedaagde 3] daarbij bewust onjuiste en/of lasterlijke specifieke informatie over Bokmerk zouden verspreiden, maar dat daarvan sprake is (geweest), is voor de rechtbank niet of onvoldoende vast komen te staan. Eén enkele e-mail van de licentienemer Noord-West waarin melding wordt gemaakt van een bezoek van [gedaagde 2] aan “bedrijf X” en waarin is opgenomen dat “[ [gedaagde 2] ] tegen ze heeft gezegd dat er bij Bokmerk qua productie geen verschil is tussen keukenpanelen en sanitairpanelen, dus dat de sanitairpanelen geen extra epoxy-coatinglaag hebben, en dat de hogere prijzen die wij rekenen voor sanitairpanelen, bedrog is” is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 2] , daartoe in ieder geval onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat uit deze ene en ook uit de overige daartoe namens Bokmerk overgelegde e-mails niet of onvoldoende blijkt in welke context bepaalde uitlatingen zouden zijn gedaan. Het betreft – zonder uitzondering – algemene omschrijvingen van hetgeen [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] tijdens een bezoek zouden hebben gezegd of gedaan. Bij afwezigheid van details, zijn die geproduceerde e-mails ongeschikt om de door Bokmerk gestelde maar door [gedaagde 2] gemotiveerd betwiste specifieke onrechtmatigheden te onderbouwen.
Conclusie
4.42.
De slotsom van de rechtbank is dat op grond van al het voorgaande alle vorderingen van Bokmerk tegen het echtpaar [gedaagde 1 en 2] moeten worden afgewezen.
Proceskosten
4.43.
Voor zover het betreft de vorderingen gericht tegen [gedaagde 3] , zal Bokmerk, gelet op haar niet-ontvankelijkverklaring, in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot die kosten aan de zijde van [gedaagde 3] op € 85,- voor betaald griffierecht en
€ 1.689,- voor forfaitair salaris advocaat (3 x tarief II) plus € 163,- voor forfaitair nasalaris advocaat, in totaal dus € 1.937,-, nog te vermeerderen met € 85,- forfaitair nasalaris advocaat ingeval van betekening, en alles zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis en met uitvoerbaar verklaring bij voorraad. Voor een veroordeling in de volledige proceskosten wegens misbruik van recht, zoals de advocaat van [gedaagde 3] ter zitting nog heeft verzocht, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.
4.44.
Voor zover het betreft de vorderingen tegen het echtpaar [gedaagde 1 en 2] geldt dat Bokmerk, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten zal worden veroordeeld. Die kosten begroot de rechtbank aan de zijde van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] op € 952,- voor betaald griffierecht en € 1.689,- voor forfaitair salaris advocaat (3 x tarief II) plus € 163,- voor forfaitair nasalaris advocaat, in totaal dus € 2.804,-, nog te vermeerderen met € 85,- forfaitair nasalaris ingeval van betekening, en alles zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis en met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Nu in dit vonnis voor Bokmerk ongunstige eindbeslissingen over al haar vorderingen in de hoofdzaak worden gegeven, heeft Bokmerk onvoldoende belang bij afzonderlijke ongunstige beslissingen over al haar met de hoofdzaak nauw samenhangende incidenteel gevorderde voorlopige voorzieningen. Reeds daarom zal de rechtbank de incidentele vorderingen van Bokmerk nu afwijzen.
5.2.
Bokmerk zal, gelet op het voorgaande, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het incident, aan de zijden van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en van [gedaagde 3] tot dusver echter begroot op nihil. Daartoe overweegt de rechtbank dat de namens het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en de namens [gedaagde 3] gevoerde incidentele verweren bijna geheel samenvallen met hun gevoerde verweren tegen de vorderingen in de hoofdzaak en dat die incidentele verweren dus geen relevante afzonderlijke incidentele proceskosten hebben veroorzaakt.

6.De beslissingen

De rechtbank:
in de hoofdzaak
6.1.
verklaart Bokmerk niet-ontvankelijk in al haar vorderingen tegen [gedaagde 3] ;
6.2.
wijst alle vorderingen van Bokmerk tegen het echtpaar [gedaagde 1 en 2] af;
6.3.
veroordeelt Bokmerk tot betaling aan het echtpaar [gedaagde 1 en 2] van € 2.804,- voor de proceskosten van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] , nog te vermeerderen met € 85,- ingeval van betekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis;
6.4.
veroordeelt Bokmerk tot betaling aan [gedaagde 3] van € 1.937,- voor de proceskosten van [gedaagde 3] , nog te vermeerderen met € 85,- ingeval van betekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15de dag na de datum van dit vonnis;
in het incident
6.5.
wijst alle incidentele vorderingen van Bokmerk af;
6.6.
veroordeelt Bokmerk in de proceskosten in het incident, aan de zijden van het echtpaar [gedaagde 1 en 2] en van [gedaagde 3] tot dusver echter begroot nihil;
in de hoofdzaak en in het incident
6.7.
verklaart dit vonnis, voor zover het betreft de proceskostenveroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
3058 / 0417

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Burgerlijk Wetboek.