ECLI:NL:RBDHA:2022:108
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding bestuursrechtelijke premie niet ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [woonplaats], een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het Centraal Administratiekantoor (CAK) vanwege het niet tijdig beslissen op zijn betaalverzoek voor terugbetaling van te veel betaalde bestuursrechtelijke premie. Eiser heeft op 13 januari 2021 een betaalverzoek ingediend, maar na een ingebrekestelling op 12 maart 2021 heeft hij op 4 mei 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft het beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeken om schadevergoeding op grond van artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet vatbaar zijn voor beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn en de dwangsombepaling niet van toepassing zijn op verzoeken om schadevergoeding.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de aanmeldingen van eiser als wanbetaler door zijn zorgverzekeraar, OWM CZ Groep Zorgverzekeraar ua, in eerdere uitspraken zijn bevestigd en dat deze besluiten in rechte zijn komen vast te staan. Eiser heeft aangevoerd dat de aanmelding onterecht was, omdat hij in het bezit was van een ziektekostenverzekering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding niet ziet op onrechtmatige besluitvorming, aangezien de eerdere besluiten rechtmatig zijn verklaard. Daarom kon het verzoek om schadevergoeding niet worden toegewezen.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. De uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.