ECLI:NL:RBDHA:2022:10811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/615486 / FA RK 21-4935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie na scheiding van ouders met gezamenlijke gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2022 een beschikking gegeven inzake kinderalimentatie. De zaak betreft een verzoek van de vader, ingediend op 2 juli 2021, om de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum01] 2018, vast te stellen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over het kind, en de hoofdverblijfplaats is bij de moeder vastgesteld. In een eerdere beschikking van 22 maart 2022 is al bepaald dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en zijn er voorlopige afspraken gemaakt over de zorgregeling.

Tijdens de zitting op 20 september 2022 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij het netto besteedbare inkomen (NBI) van de vader op € 2.378,- per maand en dat van de moeder op € 2.862,- per maand is vastgesteld. De behoefte van het kind is berekend op € 511,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de zorgregeling en een zorgkorting van 25% is toegepast. Dit resulteert in een maandelijkse bijdrage van de vader van € 62,- aan de moeder.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 1 februari 2022, de datum van indiening van het verzoekschrift. De ouders zijn verantwoordelijk voor het verrekenen van eventuele betalingen die de vader voor het kind heeft gedaan vóór deze datum. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-4935
Zaaknummer: C/09/615486
Datum beschikking: 18 oktober 2022

Alimentatie

Beschikking op het op 2 juli 2021 ingekomen verzoek van:

[vader01] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E. Jongkoen te Zoetermeer (voorheen: mrs. N.C. Hau-Cheng en L.J.W. Govers).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[moeder01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. A. Neermawatie Nandoe te Rijswijk.

Procedure

Bij beschikking van 22 maart 2022 van deze rechtbank is bepaald dat de ouders voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over [voornaam minderjarige01] , dat [voornaam minderjarige01] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder en dat [voornaam minderjarige01] bij de vader zal zijn:
  • iedere dinsdag vanaf 15.30 uur tot donderdagochtend 7.00 uur, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] bij de opvang haalt en naar de opvang brengt;
  • in de even week gedurende het weekend vanaf vrijdagmiddag om 15.30 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] op vrijdagmiddag bij de opvang haalt en de moeder [voornaam minderjarige01] zondag bij de vader haalt;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, af te stemmen op het werkrooster van de vader, in november voor het dan komende half jaar (januari tot en met juni) en in mei voor het dan komende half jaar (juli tot en met december), waarbij de vader [voornaam minderjarige01] haalt en de moeder [voornaam minderjarige01] weer bij de vader haalt;
  • Vaderdag, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] haalt en de moeder [voornaam minderjarige01] weer bij de vader haalt;
  • de verjaardag van [voornaam minderjarige01] in de even kalenderjaren, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] haalt en de moeder [voornaam minderjarige01] weer bij de vader haalt;
  • de verjaardag van de vader op 20 april, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] haalt en de moeder [voornaam minderjarige01] weer bij de vader haalt.
Iedere verdere beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie en proceskosten is aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het bericht van 28 maart 2022, met bijlage, van de zijde van de vader;
  • het bericht van 14 april 2022 van de zijde van de moeder;
  • het bericht van 10 juni 2022 van de zijde van de vader;
  • het bericht van 9 september 2022, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het bericht van 9 september 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader.
De rechtbank zal het bericht van de vader van 19 september 2022, met als bijlagen facturen van de kinderopvang, buiten beschouwing laten. De rechtbank stelt voorop dat de vader geen concreet verzoek heeft gedaan met betrekking tot de door hem overgelegde facturen. Daar komt nog bij dat de advocaat van de moeder bezwaar heeft gemaakt tegen de late indiening van deze facturen (één dag voor de zitting) en dat de moeder van mening is dat de kosten voor de kinderopvang niet noodzakelijk zijn. De rechtbank zal deze stukken daarom buiten beschouwing laten. De rechtbank verwacht van de ouders dat zij zich in het belang van [voornaam minderjarige01] zullen inspannen om goede afspraken te maken over (de kosten van) de kinderopvang.
Op 20 september 2022 is de behandeling van de zaak op de zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen: beide ouders, bijgestaan door hun advocaten.

Beoordeling

Behoefte
De ouders zijn het op zitting eens geworden over de wijze waarop de behoefte van [voornaam minderjarige01] moet worden berekend.
De ouders gaan aan de zijde van de vader uit van zijn gemiddelde jaarinkomen van 2020 en de eerste helft van 2021. Het gemiddelde bruto jaarinkomen van de vader over deze periode bedraagt [ ( 21.455 + 18.089 ) / 1,5 ] = afgerond € 23.363,- bruto per jaar. De rechtbank becijfert het netto besteedbare inkomen (NBI) van de vader dan op € 1.946,- per maand.
De rechtbank zal aan de zijde van de moeder dezelfde rekenwijze volgen en uitgaan van het gemiddelde bruto jaarinkomen van 2020 en de eerste helft van 2021 [ ( 30.352 + ( 32.122 / 2 )) / 1,5 ] = afgerond € 30.942,- bruto per jaar. De rechtbank becijfert het NBI van de moeder dan op € 2.149,- per maand.
Verder zijn de ouders het erover eens dat € 300,- per maand aan aflossingen op het netto besteedbare gezinsinkomen (NBGI) in mindering moet worden gebracht. De rechtbank zal daar dan ook vanuit gaan.
De rechtbank becijfert het NBGI, inclusief kindgebonden budget, gelet op het voorgaande op € 3.808,- per maand.
Dit gegeven, gevoegd bij het ten aanzien van [voornaam minderjarige01] toepasselijke aantal kinderbijslagpunten (4), levert een tabelbedrag op van € 501,- per maand in 2021. Dit is geïndexeerd naar 2022
€ 511,- per maand.
Draagkracht vader
De advocaat van de vader heeft op de zitting aangegeven dat zij het huidige inkomen van de vader op gemiddeld € 630,- bruto per week becijferd. Het bruto jaarinkomen van de vader, inclusief 8% vakantietoeslag, bedraagt dan € 35.380,- per jaar. Nu de advocaat van de moeder daarmee heeft ingestemd, zal de rechtbank daarvan uitgaan.
De rechtbank becijfert het NBI van de vader gelet op het voorgaande op € 2.378,- per maand.
Verder zal de rechtbank, nu de ouders het daar ook over eens zijn, aan de zijde van de vader rekening houden met € 150,- per maand aan aflossingen.
Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule
70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.020,- + € 150,- )] = afgerond € 346,- per maand.
Draagkracht moeder
De advocaat van de vader heeft op zitting aangegeven dat zij het huidige inkomen van de moeder, inclusief vakantietoeslag, op € 34.706,- bruto per jaar heeft becijferd. Nu de advocaat van de moeder daarmee heeft ingestemd, zal de rechtbank daarvan uitgaan.
De rechtbank becijfert het NBI van de moeder, inclusief kindgebonden budget en alleenstaande ouderkop gelet op het voorgaande op € 2.862,- per maand.
Verder zal de rechtbank aan de zijde van de moeder ook rekening houden met € 150,- per maand aan aflossingen.
Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule
70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.020,- + € 150,- )] = afgerond € 583,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de vader bedraagt: 346 / 929 x 511 = € 190,-
het eigen aandeel van de moeder bedraagt: 583 / 929 x 511 =
€ 321,-
samen € 511,-
Derhalve komt van de totale behoefte van [voornaam minderjarige01] een gedeelte van € 190,- per maand voor rekening van de vader en een gedeelte van € 321,- per maand voor rekening van de moeder.
Zorgkorting
De ouders zijn het erover eens dat gelet op de zorgregeling die in de vorige beschikking is vastgesteld een zorgkorting van 25% moet worden toegepast.
De behoefte van [voornaam minderjarige01] is € 511,- per maand, zodat de zorgkorting een bedrag van € 128,- per maand bedraagt. Per saldo kan de vader (190 – 128 = ) € 62,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder voldoen.
Ingangsdatum
De vader stelt dat hij al vanaf het verbreken van de relatie in juni 2021 een maandelijkse bijdrage aan de moeder heeft betaald en dat hij ook boodschappen, kleding en schoenen voor [voornaam minderjarige01] heeft gekocht. Hij vindt dat daarom voor de vast te stellen kinderalimentatie moet worden uitgegaan van de datum van de beschikking.
De moeder is van mening dat de kinderalimentatie met ingang van de datum van indiening van het zelfstandig verzoekschrift moet worden vastgesteld. De vader kan volgens haar immers meer betalen dan de door hem betaalde bijdragen van € 30,- per maand. Verder is niet vast te stellen of het om boodschappen voor hemzelf of [voornaam minderjarige01] gaat. Bovendien geeft de moeder [voornaam minderjarige01] kleding mee als hij naar de vader gaat en is het aan de vader zelf als hij ervoor kiest om nieuwe kleding te kopen.
De rechtbank acht het redelijk om als ingangsdatum de datum van de indiening van het zelfstandig verzoekschrift tot kinderalimentatie te hanteren, te weten 1 februari 2022. De vader heeft vanaf die datum immers rekening kunnen houden met een kinderalimentatie-verplichting. Voor zover de vader heeft gesteld dat hij boodschappen heeft betaald voor [voornaam minderjarige01] , overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde producties blijkt dat dit de periode vóór indiening van het verzoekschrift betreft. Voor zover de vader in de periode vanaf 1 februari 2022 tot heden maandelijkse bijdragen heeft overgemaakt of kleding voor [voornaam minderjarige01] heeft gekocht, overweegt de rechtbank dat dit in beginsel tot mindering strekt op de door de vader te betalen kinderalimentatie. De rechtbank beschikt echter over onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen of dit daadwerkelijk is betaald en om welk bedrag het gaat. De ouders zullen dit daarom (al dan niet in overleg met hun advocaten) moeten verrekenen.
Aanhechten berekening
De rechtbank heeft een berekening gemaakt ten behoeve van de kinderalimentatie. Deze berekening wordt aan de beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Proceskosten
Gelet op de familierechtelijke aard van deze procedure zal de rechtbank beslissen dat elke procespartij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt de door de vader met ingang van 1 februari 2022 te betalen alimentatie ten behoeve van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , op € 62,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.B. van Angeren als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2022.