Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser V-nummer: [nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische vreemdeling. De eiser, die zich in Nederland bevond, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit hield in dat aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, waarbij verweerder had aangegeven dat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en dat er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat de gronden voor de maatregel onvoldoende waren, niet gevolgd. De eiser betwistte met name de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat de feitelijke juistheid van deze gronden niet was betwist. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, in onderlinge samenhang bezien, voldoende waren om aan te nemen dat er een significant risico op onttrekking bestond. De rechtbank verwierp ook het argument van de eiser dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, en oordeelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak.