Beoordeling door de rechtbank
9. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
10. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. In de uitspraak van 3 februari 2021 heeft de rechtbank het eerdere besluit op bezwaar vernietigd. In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake zou zijn dan meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende bij zijn beoordeling heeft betrokken dat [A] een moeilijke jeugd heeft gehad, dat zijn moeder het gezin heeft verlaten en dat hij een deel van zijn leven in een pleeggezin is opgegroeid. Verweerder had bij zijn beoordeling moeten betrekken dat de moeilijke jeugd van invloed kan zijn op de mate van affectieve relatie met eiseres en het risico dat voor het evenwicht van [A] zou ontstaan als hij van eiseres zou worden gescheiden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat - als verweerder geen aanleiding ziet om op basis van de gegevens die nu beschikbaar zijn een verblijfsrecht aan eiseres toe te kennen - verweerder dit nader moet motiveren en/of nader onderzoek moet verrichten, waarbij hij het hogere belang van het kind en alle relevante omstandigheden moet betrekken.
12. Verweerder heeft er vervolgens niet voor gekozen om nader onderzoek te doen of de Raad te vragen om een onderzoek in te stellen. De hoorzitting die is gehouden door een medewerker van verweerder, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aangemerkt te kunnen worden als een zorgvuldig onderzoek naar de achtergrond en moeilijke jeugd van [A] , zoals wel door de rechtbank was aangegeven. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat de medewerker die de hoorzitting heeft geleid geen deskundige is en niet de juiste kennis bezit om de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en [A] goed te kunnen te beoordelen, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval.
Het onderzoek van de Raad
13. Het onderzoek van de Raad naar de (afhankelijkheids)relatie tussen eiseres en [A] is uitgevoerd door [B] MSc. en [C] . Ook zijn [D] (gedragsdeskundige) en mr. [E] (juridisch deskundige) consultatief betrokken. Bij het onderzoek heeft de Raad verschillende bronnen geraadpleegd, waaronder de stukken uit het procesdossier en stukken over [A] uit het dossier van de Raad zelf (onder meer over de uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling). Ook heeft de Raad gesprekken gevoerd met eiseres, [A] , [vader] , mevrouw [F] (de voormalig pleegmoeder van [A] ), de heer [G] (leerlingcoördinator van de school van [A] ) en met mevrouw [bewindvoerder] (bewindvoerder van het gezin).
14. De rechtbank citeert hieronder de bevindingen van de Raad die het meest van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen [A] en eiseres, dat [A] gedwongen zou zijn het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan eiseres een verblijfsrecht wordt geweigerd. De onderstrepingen zijn door de rechtbank toegevoegd.
15. Op de onderzoeksvraag
“Wat is de grootste zorg voor het welzijn en de ontwikkeling van [A] , indien de derdelandsouder vertrekt?”antwoordt de Raad
:
“De RvdK is bezorgd dat [A] zijn vertrouwen in hechtingsfiguren om hem heen direct in gevaar zal komen wanneer stiefmoeder het land moet verlaten. Op dit vlak is [A] kwetsbaar gezien [A] heeft meermaals afscheid moeten nemen van personen waaraan hij zich heeft gehecht. Zo heeft hij twee keer, op zeer jonge leeftijd afscheid moeten nemen van zijn biologische moeder en heeft hij in meerdere pleeggezinnen verbleven alwaar hij uiteindelijk ook afscheid heeft moeten nemen van een moederfiguur.Stiefmoeder voelt naar [A] zijn eigen zeggen als zijn biologische moeder. Zij is een steunende factor voor hem en biedt hem stabiliteit en daardoor veiligheid in de thuissituatie.”
16. Op de vraag
“Wat heeft het vertrek van stiefmoeder voor gevolgen voor [A] , in het bijzonder voor diens lichamelijke en emotionele ontwikkeling?”antwoordt de Raad:
“De RvdK maakt de inschatting dat een vertrek van stiefmoeder aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [A] . [A] heeft zich de afgelopen jaren opnieuw aan een moederfiguur in zijn leven gehecht. Het vermoeden is dat [A] zijn vertrouwen in hechtingsfiguren door dit vertrek ernstige schade zal oplopen.”
17. Op de onderzoeksvraag
“Wat is de feitelijke rol van de vader van [A] in diens opvoeding en verzorging. Is hij in staat alleen voor [A] te zorgen?”luidt het antwoord van de Raad:
“Doordeweeks is vader van ’s ochtends vroeg (voordat [A] opstaat) tot het einde van de middag (nadat [A] uit school komt) aan het werk. In praktijk komt het er daardoor op neer dat stiefmoeder grotendeels de opvoeding en verzorging van [A] op zich neemt. Dit betekent bijvoorbeeld dat stiefmoeder [A] zijn ontbijt maakt, zijn avondeten bereidt en hem begeleidt bij zaken die geregeld moeten worden. Ook verzorgt stiefmoeder de rest van de huishoudelijke taken. Stiefmoeder vormt daarnaast voor [A] het eerste aanspreekpunt als hij uit school komt. In het weekend is vader vrij en onderneemt het gezin activiteiten met elkaar.Vader wordt praktisch in staat geacht alleen voor [A] te zorgen alhoewel dit gezien zijn werkschema een uitdaging zal vormen. Aan de andere kant is [A] sterk gebaat bij stabiliteit in zijn opvoedomgeving en als dat wegvalt, als stiefmoeder geen onderdeel meer uitmaakt door vertrek, vermoedt de RvdK dat de emotionele gevolgen groot voor hem zullen zijn.”
18. Op de onderzoeksvraag:
“Wat heeft het gegeven dat [A] de meerderjarigheidsleeftijd nadert voor invloed op de verhouding met stiefmoeder en op de mogelijke schade in zijn ontwikkeling als gevolg van zijn vertrek?”luidt het antwoord van de Raad:
“ [A] is kortgeleden zeventien jaar oud geworden. Aangezien hij bijna de meerderjarigheidsleeftijd heeft bereikt mag van hem verwacht worden dat hij al redelijk zelfredzaam en zelfstandig kan zijn in het regelen van zaken. In dit licht kan gesteld worden dat een vertrek van stiefmoeder minder schade zal opleveren in [A] zijn dagelijkse verzorging.Aan de andere kant speelt stiefmoeder nog wel een aanzienlijke rol in de opvoeding van [A] . Het feit dat hij bijna meerderjarig is doet daarnaast ook niets af aan de schade die het vertrek van stiefmoeder zou opleveren aan zijn emotionele welzijn en de invloed op de mate waaraan [A] zich in de toekomst opnieuw kan hechten aan voor hem belangrijke personen.”
19. Aan de hand van onder meer de hier boven genoemde onderzoeksvragen, komt de Raad tot de volgende conclusie over de vraag
“Is sprake van een zodanig afhankelijkheidsrelatie van het kind met de derdelands ouder, dat het belang van het kind geschaad wordt bij vertrek van deze ouder?”
“Er is sprake van een zodanige afhankelijkheidsrelatie van [A] met de derdelandsouder (stiefmoeder), dat het belang van [A] geschaad wordt bij vertrek van zijn stiefmoeder.[A] is bijna volwassen en heeft zich ontwikkeld tot een zelfredzame jongeman. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat [A] sterk gehecht is geraakt aan zijn stiefmoeder en in het dagelijks leven veel emotionele en praktische steun vindt bij haar. Zonder de directe aanwezigheid van stiefmoeder vreest de RvdK ervoor dat de opvoedomgeving niet langer tegemoetkomt aan het belang van [A]. De reden hiervoor is niet dat vader niet voldoende praktische (ondanks zijn analfabetisme en zijn drukke werkschema) en emotioneel in staat geacht wordt de opvoeding van [A] zonder tussenkomst van stiefmoeder vorm te geven.De voornaamste reden hiervoor is dat een veilig en stabiel hechtingsfiguur wegvalt voor [A] wat gevolgen gaat hebben voor [A] zijn sociaal- emotionele ontwikkeling en de mate waarin hij zich aan belangrijke personen durft te hechten. Het verleden van [A] maakt hem hierin kwetsbaar. De RvdK vreest dat het verlies van een moederfiguur voor de vierde keer in zijn leven voor onherstelbare schade zorgt.”
Gevolgen van het onderzoek voor het beroep
20. De rechtbank mag in beginsel afgaan op de inhoud van het rapport van de door haar benoemde deskundige.Dat is alleen anders als het rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken bevat. Verweerder heeft zich niet op het standpunt gesteld dat het rapport van de Raad niet zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken bevat. In zijn reactie op het onderzoeksrapport van de Raad herhaalt verweerder in grote lijnen het standpunt uit het bestreden besluit. Verweerder is van mening dat het beroep ongegrond moet worden verklaard omdat eiseres niet de juridische ouder is, geen financiële zorg voor [A] draagt en de affectieve relatie niet van een zodanige aard is dat enkel op grond hiervan geconcludeerd zou moeten worden dat [A] gedwongen zou zijn om het grondgebied van Europa te verlaten als aan eiseres een verblijfsrecht zou worden geweigerd.
21. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek van de Raad volgt dat eiseres meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken verricht en dat sprake is van een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez. De Raad is immers tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie van [A] met eiseres, dat het belang van [A] geschaad wordt bij vertrek van eiseres, omdat – kort gezegd – de Raad vreest dat het verlies van een moederfiguur voor [A] , voor de vierde keer in zijn leven, voor onherstelbare schade zorgt. Verweerder heeft zich daarom ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een daadwerkelijke afhankelijkheidsrelatie tussen [A] en eiseres. Dat er meerdere elementen een rol spelen bij de beoordeling of sprake is van een Chavez-Vilchez situatie - zoals financiële afhankelijkheid en de juridische verhouding - is correct, maar naar het oordeel van de rechtbank dient in dit geval, gelet op alle bijzonderheden van deze zaak en met inachtneming van het hogere belang van het kind, een dusdanig zwaar gewicht toegekend te worden aan de emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en [A] , dat hiermee de zodanige afhankelijkheid in de zin van het arrest is gegeven, zoals ook de Raad concludeert.