In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [woonplaats], een verzoek ingediend om kennisneming van gegevens die mogelijk bij de AIVD over hem aanwezig zijn. Dit verzoek is gedeeltelijk toegewezen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit is ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft op 16 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. R.Z.J. Coret.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder al had verzocht om inzage in documenten bij de AIVD en dat de hoogste bestuursrechter in een eerdere procedure had geoordeeld dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er meer gegevens over hem bij de AIVD zijn dan al aan hem zijn verstrekt. De rechtbank concludeert dat eiser in deze procedure niet heeft aangetoond dat er meer niet-actuele gegevens zijn dan reeds verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er op alle redelijke manieren in het archief is gezocht.
Eiser heeft aangevoerd dat hij geen toestemming geeft voor het gebruik van geheime stukken in de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank stelt vast dat zonder inzage in deze vertrouwelijke stukken een volledige beoordeling van het beroep niet mogelijk is, en dat de gevolgen hiervan voor risico van eiser zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2022.