ECLI:NL:RBDHA:2022:10940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.20005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod en motivering van het besluit in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een inreisverbod. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Eiser voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn jeugdige leeftijd en een openstaande strafzaak, en dat hij terug wilde naar Spanje in verband met zijn verblijfsprocedure daar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan eiser eerder een terugkeerbesluit was opgelegd, dat in rechte vaststaat, en dat hij niet heeft voldaan aan de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting. De rechtbank oordeelde dat de motivering van verweerder voldoende was om het inreisverbod te handhaven. Eiser was 22 jaar oud en dus meerderjarig, en de rechtbank concludeerde dat zijn leeftijd geen belemmering vormde voor het opleggen van het inreisverbod. Bovendien was er geen bewijs dat eiser's aanwezigheid bij een eventuele zitting in zijn strafzaak noodzakelijk was, en verweerder had terecht opgemerkt dat eiser een aanvraag om tijdelijke opheffing van het inreisverbod kon indienen.

De rechtbank oordeelde ook dat de persoonlijke banden tussen eiser en zijn broer in Spanje niet zodanig hecht waren dat dit een beschermenswaardig familieleven opleverde in de zin van artikel 8 van het EVRM. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20005

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend het beroep schriftelijk te behandelen. De rechtbank heeft het onderzoek op 12 oktober 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [Geboortedatum].
2. De rechtbank stelt vast dat aan eiser bij besluit van 24 juni 2022 een terugkeerbesluit is opgelegd. Dit besluit staat in rechte vast. Niet is in geschil dat eiser niet heeft voldaan aan de uit dit besluit voortvloeiende terugkeerverplichting.
3. Eiser voert aan dat verweerder van het opleggen van het inreisverbod had moeten afzien, omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser wil terug naar Spanje in verband met zijn verblijfsprocedure daar. Verder is door verweerder onvoldoende rekening gehouden met zijn relatief jeugdige leeftijd. Daarnaast heeft eiser een openstaande strafzaak waardoor gedwongen vertrek zeer nadelige gevolgen voor hem oplevert. Hij kan dan geen verweer voeren in zijn strafzaak. Tot slot kan eiser als gevolg van het inreisverbod zijn familieleven met zijn broer niet meer uitoefenen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank zijn verweerders motivering en de daaraan ten grondslag gelegde feiten voldoende om duidelijk te maken waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding geven af te zien van het opleggen van het inreisverbod. In het bestreden besluit is terecht aan eiser tegengeworpen dat niet is gebleken dat eiser verblijfsrecht in Spanje heeft. Uit navraag bij de Spaanse autoriteiten is gebleken dat eiser daar niet bekend is. Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser 22 jaar oud is en dus meerderjarig. Eisers leeftijd staat aldus niet in de weg aan het opleggen van een inreisverbod. De rechtbank stelt daarnaast vast dat niet is gebleken van een voorgenomen zitting in zijn strafzaak. Eiser heeft ook niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid bij een eventuele zitting verplicht of noodzakelijk is. Bovendien heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser in dat geval een aanvraag om tijdelijke opheffing van het inreisverbod kan indienen. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit voor hem niet mogelijk zou zijn. Tot slot heeft verweerder in het verweerschrift voldoende gemotiveerd waarom het familieleven tussen eiser en zijn broer niet in de weg staat aan het opleggen van een inreisverbod. Eiser heeft in het gehoor voorafgaande aan zijn inbewaringstelling verklaard dat hij een broer in Spanje heeft die hij ontmoet, maar dat ze elkaar niet veel spreken. Hieruit heeft verweerder terecht afgeleid dat geen sprake is van zodanige hechte persoonlijke banden tussen eiser en zijn broer dat moet worden aangenomen dat sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [1] Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.