ECLI:NL:RBDHA:2022:11009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan andere lidstaat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 3 oktober 2020, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, zoals bepaald in de Dublinverordening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van onverwijlde spoed, omdat de asielaanvraag niet binnen de uiterste overdrachtstermijn kon worden behandeld. De rechter heeft het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder laten wegen dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen aan de andere lidstaat. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit is geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 759. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.