ECLI:NL:RBDHA:2022:11020
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat de overdrachtstermijn dreigde te verstrijken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het beroep van de verzoeker slechts zes werkdagen voor de uiterste overdrachtsdatum ter zitting zou worden behandeld. Hierdoor kon de uitkomst van het beroep niet tijdig bekendgemaakt worden.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van de verzoeker en de verweerder tegen elkaar af. Hij oordeelt dat het belang van de verzoeker om de uitkomst van zijn beroep af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de verweerder om de verzoeker voor de uitspraak al over te dragen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 759, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.