ECLI:NL:RBDHA:2022:11045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 22/1439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanstellingsbesluit van korpschef Politie

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als [functienaam] bij de korpschef van Politie, beroep ingesteld tegen het aanstellingsbesluit dat zij op 22 april 2020 heeft ontvangen. Dit besluit is later vervangen door een nieuw besluit op 13 december 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit nieuwe besluit, dat op 19 januari 2022 gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond is verklaard. Eiseres stelt dat zij belang heeft bij de procedure, omdat zij met een onjuist aanstellingsbesluit wordt gehinderd in haar verdere loopbaan. De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met een vertegenwoordiger en de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de besluitvorming op juiste wijze tot stand is gekomen en dat het bezwaar van eiseres gericht was tegen het besluit van 22 april 2020, dat inmiddels was ingetrokken. De rechtbank concludeert dat verweerder niet opnieuw op het bezwaar hoeft te beslissen, omdat het bezwaar al is behandeld in het bestreden besluit. Eiseres heeft aangevoerd dat bepaalde informatie in het aanstellingsbesluit onjuist is en dat dit haar loopbaan belemmert. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de informatie die eiseres als overbodig beschouwt, juist is en dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom deze informatie is opgenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de korpschef van Politie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. van Bindsbergen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2020 heeft eiseres haar aanstellingsbesluit op de functie van [functienaam] ontvangen. Dit besluit is vervangen door het besluit van 13 december 2021 (het primaire besluit).
Bij besluit van 19 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, vergezeld door [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. [B] .

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1
.Eiseres werkte als [functienaam] bij verweerder. Op 22 april 2020 heeft zij haar aanstellingsbesluit ontvangen. Dit besluit is vervangen door het besluit van 13 december 2021 (het primaire besluit). Eiseres wil dat dit aanstellingsbesluit op een aantal punten wordt aangepast.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift primair op het standpunt dat eiseres geen financieel of ander belang meer heeft bij deze procedure, omdat zij op 18 juni 2022 eervol is ontslagen. Subsidiair handhaaft verweerder zijn standpunt.
4. Op zitting heeft eiseres haar beroep toegelicht. Zij stelt dat zij belang heeft bij deze procedure, omdat zij met een onjuist aanstellingsbesluit wordt gehinderd in haar verdere loopbaan. Verder stelt zij dat de besluitvorming door verweerder niet juist tot stand is gekomen, omdat verweerder geen besluit op haar bezwaar tegen het besluit van 22 april 2020 heeft genomen. Verder blijft zij bij haar stelling dat de passage over het overgangsbeleid ESI in haar aanstellingsbesluit overbodig is en uit haar aanstellingsbesluit moet worden gehaald. Daarnaast wil ze dat in haar aanstellingsbesluit haar rang, standplaats, salaris en functie duidelijk worden vermeld. De rechtbank zal dan ook deze gronden beoordelen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. Omdat de rechtbank niet op voorhand kan uitsluiten dat eiseres wordt gehinderd in haar verdere loopbaan in het geval foutieve informatie in het bestreden besluit staat, wordt in dit geval een procesbelang aangenomen.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat de besluitvorming op juiste wijze tot stand is gekomen. Het bezwaar van eiseres is ingediend tegen het besluit van 22 april 2020. Dit besluit van 22 april 2020 is ingetrokken en vervangen door het besluit van 13 december 2021. Het bezwaar van eiseres is daardoor wettelijk gezien mede gericht tegen het besluit van 13 december 2021. [1] Bij besluit van 19 januari 2022 heeft verweerder op dit bezwaar van eiseres besloten.
5.2.
Anders dan eiseres stelt, hoeft verweerder daarom niet alsnog op haar bezwaar te beslissen.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende toegelicht waarom de in de ogen van eiseres overbodige passage over het overgangsbeleid ESI in het aanstellingsbesluit is opgenomen. Zo heeft verweerder uitgelegd dat de functie van eiseres een functie is met specifiek-executieve inzetbaarheid. Voor deze functie is een ESI-diploma vereist. Eiseres heeft dit diploma echter niet. Er is overgangsbeleid waardoor eiseres als ATH-medewerker met een BOA-diploma en de Nederlandse nationaliteit alsnog voldoet aan de voorwaarden en zonder ESI-diploma kan worden aangesteld. Dit betekent dat eiseres doordat zij voldoet aan deze voorwaarden (en dus zonder in het bezit te zijn van een ESI-diploma) deze functie mag uitoefenen. Daarom is de passage over het overgangsbeleid ESI in het besluit opgenomen. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om hier anders over te oordelen. Het is dus niet gebleken dat deze opgenomen informatie foutief is.
5.4.
Verweerder heeft ter zitting benadrukt dat uit het aanstellingsbesluit voldoende duidelijk blijkt dat eiseres was aangesteld als [functienaam] . Dat eiseres haar rang van hoofdagent vermeld wil zien in het aanstellingsbesluit, stelt eiseres pas op zitting voor het eerst aan de orde. Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat de rang soms wel en soms niet wordt opgenomen in een aanstellingsbesluit, maar dat het niet nodig is dat de rang apart wordt vermeld. Eiseres heeft haar aanstellingsbesluit niet nodig om te laten zien welke rang ze heeft. Bovendien staat de rang los van deze functie.
5.5.
Nu in het aanstellingsbesluit de standplaats van eiseres, haar salaris en haar functie zijn opgenomen en verweerder voldoende heeft toegelicht waarom de passage over het overgangsbeleid ESI in het aanstellingsbesluit is opgenomen, volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat door haar aanstellingsbesluit verwarring kan ontstaan, waardoor zij in haar loopbaan wordt gehinderd. Dat eiseres het liefste ziet dat bepaalde informatie niet in het besluit wordt opgenomen, is onvoldoende voor het oordeel dat verweerder deze informatie niet in het besluit mag opnemen. Zoals hiervoor al is overwogen, is niet gebleken dat deze informatie onjuist is en heeft verweerder een goede reden om deze informatie in het besluit op te nemen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.