In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als [functienaam] bij de korpschef van Politie, beroep ingesteld tegen het aanstellingsbesluit dat zij op 22 april 2020 heeft ontvangen. Dit besluit is later vervangen door een nieuw besluit op 13 december 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit nieuwe besluit, dat op 19 januari 2022 gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond is verklaard. Eiseres stelt dat zij belang heeft bij de procedure, omdat zij met een onjuist aanstellingsbesluit wordt gehinderd in haar verdere loopbaan. De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met een vertegenwoordiger en de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de besluitvorming op juiste wijze tot stand is gekomen en dat het bezwaar van eiseres gericht was tegen het besluit van 22 april 2020, dat inmiddels was ingetrokken. De rechtbank concludeert dat verweerder niet opnieuw op het bezwaar hoeft te beslissen, omdat het bezwaar al is behandeld in het bestreden besluit. Eiseres heeft aangevoerd dat bepaalde informatie in het aanstellingsbesluit onjuist is en dat dit haar loopbaan belemmert. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de informatie die eiseres als overbodig beschouwt, juist is en dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom deze informatie is opgenomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.