ECLI:NL:RBDHA:2022:11055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.3818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake opvang asielzoeker in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.S. Sewdajal, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit besluit werd genomen op 20 augustus 2021 en het bezwaar van verzoeker werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 8 februari 2022.

Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er sprake was van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft besloten om een ordemaatregel op te leggen aan de staatssecretaris, waarbij deze wordt opgedragen om aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te instrueren om verzoeker opvang te bieden totdat er een uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Tevens is vastgesteld dat verzoeker geen verblijfsrecht meer heeft en dat het recht op opvang eindigt, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen de ordemaatregel, wat de voorzieningenrechter heeft doen besluiten om het verzoek toe te wijzen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. R.P. Stehouwer, en is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3818
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.S. Sewdajal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Bij besluit van 8 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist is een zitting achterwege gebleven.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- draagt verweerder bij wijze van ordemaatregel op om aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op te dragen aan verzoeker opvang voorzien bij of krachtens de Wet COa te bieden totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak met zaaknummer NL22.3818.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft geen uitstel van vertrek verleend aan verzoeker op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Hierdoor heeft verzoeker geen verblijfsrecht meer en mag hij niet meer in Nederland zijn. Het beroep tegen het besluit van verweerder heeft geen schorsende werking. Verzoeker heeft daarom tevens een voorlopige voorziening ingediend.
3. Een rechtsgevolg van het bestreden besluit is dat het recht op opvang eindigt. Op 7 maart 2022 heeft het COa aan de advocaat van verzoeker per e-mail medegedeeld dat de opvang per 9 maart 2022 moet worden beëindigd. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker vraagt om een ordemaatregel te treffen, waarbij wordt bepaald dat verzoeker het recht op opvang behoudt totdat inhoudelijk op zijn verzoek om voorlopige voorziening is beslist. Op 10 maart 2022 heeft verweerder telefonisch aan de rechtbank laten weten dat hij zich niet verzet tegen een dergelijke ordemaatregel.
4. Gelet op het voorgaande, en op het spoedeisend karakter en de belangen die voor verzoeker op het spel staan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, Awb een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat het verzoek wordt toegewezen, zodat het recht op opvang en verstrekkingen blijft bestaan totdat behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft plaatsgevonden en daarna uitspraak is gedaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier, op 10 maart 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.