ECLI:NL:RBDHA:2022:11086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
21_1587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van BPM op basis van CO2-uitstoot van de auto zelf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan eiseres, een B.V., was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de voor de auto verschuldigde BPM moet worden bepaald aan de hand van de CO2-uitstoot van de auto zelf, en niet van de CO2-uitstoot van een referentievoertuig. Eiseres had aangifte gedaan voor een Audi Q5 3.0 TFSI SQ5 Quattro, waarbij een historische nieuwprijs van € 117.297 was opgegeven. De inspecteur van de Belastingdienst had echter een lagere historische nieuwprijs van € 119.194 gehanteerd en geen waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen.

Tijdens de zitting op 27 september 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de inspecteur bij de naheffingsaanslag is uitgegaan van een te lage historische nieuwprijs en dat de schade aan de auto niet correct was beoordeeld. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.324 en de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd. Eiseres had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade door termijnoverschrijding, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de redelijke termijn niet was overschreden.

De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/1587
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 28 januari 2021 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2022.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.324;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi Q5 3.0 TFSI SQ5 Quattro (de auto), waarbij is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 117.297. In de aangifte is de handelsinkoopwaarde bepaald aan de hand van de Xray-koerslijst en is rekening gehouden met een waardevermindering in verband met schade aan de auto. Deze waardevermindering is gesteld op € 11.822, ofwel 100% van het schadebedrag dat door taxatiebureau Haaglanden Expertise (het taxatiebureau) is bepaald.
2. Eiseres heeft de auto getoond bij Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). In het daarvan opgestelde rapport is opgenomen dat de auto geen schade had.
3. Met dagtekening 29 mei 2020 heeft verweerder een kennisgeving naheffingsaanslag Bpm verzonden. In de daarbij gevoegde berekening is een “PGA-waarde” van € 121.943 vermeld. Deze waarde bestaat uit een netto catalogusprijs van € 77.881, een bedrag aan bruto Bpm van € 27.707 en een bedrag aan Btw van € 16.355.
4. Verweerder is bij de aanslagoplegging uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 119.194 en de handelsinkoopwaarde uit de Xray-koerslijst van € 58.162. Ter zake van de auto is geen waardevermindering in verband met schade in aanmerking genomen. De nageheven Bpm bedraagt € 3.162.
5. De naheffingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 2.616. Daarbij is niet langer uitgegaan van de handelsinkoopwaarde volgens de Xray-koerslijst, maar van de handelsinkoopwaarde volgens de Eurotaxglass’s koerslijst. Op deze waarde is een correctie van 15% toegepast. Bij de uitspraak op bezwaar is tevens een vergoeding toegekend voor de proceskosten van eiseres in de bezwaarfase.
6. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of verweerder terecht geen waardevermindering in verband met schade in aanmerking heeft genomen en of verweerder is uitgegaan van de juiste historische nieuwprijs. Tevens is in geschil of het DRZ-rapport waarde toekomt.
7. De rechtbank stelt voorop dat het verweerder vrij staat een deskundige naar eigen keuze in te schakelen om de waarde van de auto te bepalen. Dat, zoals eiseres stelt, de hertaxatie door DRZ niet kan dienen als bewijs, acht de rechtbank niet aannemelijk. Op een vestiging van DRZ kan een waardevaststelling onder optimale omstandigheden worden uitgevoerd. De opname door DRZ is geschikt voor controle van de aangifte Bpm. De stelling van eiseres dat de hertaxateur van DRZ zijn werkzaamheden niet onafhankelijk en niet onpartijdig uitvoert, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de partijdigheid of vooringenomenheid van de hertaxateur aan te kunnen nemen. De medewerkers van DRZ zijn als deskundig te beschouwen. Derhalve is ook niet noodzakelijk dat de medewerker van DRZ die de taxatie heeft uitgevoerd met naam en toenaam in het rapport wordt genoemd om zo de deskundigheid van deze specifieke persoon te kunnen toetsen. Dat de taxateur niet staat ingeschreven in een register van erkende taxateurs en in dienst is bij DRZ, brengt op zichzelf en ook in combinatie met elkaar niet mee dat sprake is van een ondeugdelijke taxatie. Er zijn geen feiten of omstandigheden waaruit volgt dat verweerder, door DRZ in te schakelen, onzorgvuldig heeft gehandeld.
8. De bewijslast dat sprake is van waardevermindering ten gevolge van schade rust op eiseres. Daartoe heeft eiseres gewezen op de bevindingen van het taxatiebureau. Ter zitting heeft eiseres een aantal uitvergrotingen overgelegd van foto’s uit het door het taxatiebureau opgestelde taxatierapport. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er daarmee niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de auto ten tijde van het doen van aangifte schade had die het niveau van normale gebruikssporen overstijgt. De rechtbank weegt daarbij mee dat door DRZ geen schade is aangetroffen en dat de foto’s onvoldoende uitsluitsel geven.
9. Eiseres heeft verder aangevoerd dat binnen de lease-branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto. Verweerder noch DRZ is echter gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. In de verwijzing naar dat beleid ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen.
10. Volgens eiseres is de historische nieuwprijs € 121.943. Hij heeft deze berekend op basis van de tussen partijen niet in geschil zijnde netto-catalogusprijs van € 77.881, de omzetbelasting van € 16.355 en de bruto Bpm van € 27.707 op basis van een CO2-uitstoot van 195 gram per kilometer. Volgens verweerder moet worden uitgegaan van een lagere uitstoot van 189 gram per kilometer, omdat de referentieauto van de gebruikte koerslijst die uitstoot heeft.
11. Anders dan verweerder bepleit, dient voor de voor de auto verschuldigde Bpm niet te worden uitgegaan van de CO2-uitstoot van de referentieauto, maar van de CO2-uitstoot van de auto zelf. Niet in geschil is dat de CO2-uitstoot van de auto 195 gram per kilometer bedraagt en dat de daarbij behorende bruto Bpm € 27.707 is. Dat betekent dat eiseres zich terecht op het standpunt stelt dat de historische nieuwprijs € 121.943 bedraagt. Het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022 [1] leidt niet tot een ander oordeel, omdat dat arrest ziet op een juridisch en feitelijk andere situatie. Het standpunt van eiseres dat de PGA-waarde niet kan afwijken van de historische nieuwprijs behoeft geen behandeling aangezien de PGA-waarde en historische nieuwprijs in deze zaak gelijk zijn. Met inachtneming van een historische nieuwprijs van € 121.943 heeft de rechtbank de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.324.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond verklaard.
13. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade ontstaan door termijnoverschrijding. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Het bezwaarschrift is op 4 november 2020 door verweerder ontvangen en onderhavige uitspraak is gedaan op 11 oktober 2022. Tussen het indienen van het bezwaarschrift en deze uitspraak is dan ook minder dan twee jaar verstreken, zodat de redelijke termijn niet is overschreden.
14. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1). Een kostenvergoeding voor de bezwaarfase is reeds door verweerder aan eiseres toegekend.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.