ECLI:NL:RBDHA:2022:11091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.3569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een stateloos Palestijn geboren in Jordanië, een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend die ook niet in behandeling waren genomen, met als reden dat Spanje verantwoordelijk was. Eiser was in het verleden al twee keer aan Spanje overgedragen en had daar negatieve ervaringen opgedaan, wat hij aanvoerde als reden om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat Spanje niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet en dat de negatieve ervaringen van eiser niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser zich bij problemen met de Spaanse autoriteiten tot hen moest wenden. De uitspraak benadrukt de hoge drempel die moet worden overwonnen om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3569
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting stond, tezamen met de zaak NL22.3570, gepland op 15 maart 2022. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 in Jordanië en is van onbekende nationaliteit (stateloos Palestijn). Eiser heeft op 12 september 2020 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 20 januari 2021 niet in behandeling genomen omdat Spanje voor de behandeling van de aanvraag verantwoordelijk is. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 februari 20211 ongegrond verklaard. Eiser is op 8 april 2021 door de Nederlandse autoriteiten overgedragen aan Spanje. Op 17 mei 2021 heeft eiser een opvolgende aanvraag ingediend in Nederland. Deze is bij besluit van 31 augustus 2021 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser is op 28 september 2021 door de Nederlandse autoriteiten overgedragen aan Spanje. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 28 oktober 20212 is het daartegen ingestelde beroep kennelijk ongegrond verklaard.
1. Zaaknummer NL21.999
2 Zaaknummer NL21.14238
2. Eiser heeft op 22 januari 2022 een opvolgende aanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.3 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening4 Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder op 2 februari 2022 aan Spanje een terugnameverzoek gestuurd. Spanje heeft dit verzoek op 4 februari 2022 geaccepteerd.
3. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Hiertoe voert eiser aan dat hij tweemaal na zijn komst in Spanje buiten de luchthaven is gezet en tegen hem is gezegd dat hij het zelf maar moet uitzoeken verder. Eiser kan geen documenten overleggen ten aanzien van deze stelling. Verder verwijst eiser naar een passage uit het Country Report: Spain 2020 Update van AIDA van 25 maart 2021 (het AIDA-rapport), waaruit volgens eiser blijkt dat Spanje zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt en dat eisers ervaringen in Spanje objectief en verifieerbaar zijn. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij bij gedwongen terugkeer op grond van de Dublinverordening naar Spanje nimmer de gelegenheid heeft gekregen zijn asielprocedure aldaar voort te zetten.
4. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Met de verwijzing naar het AIDA- rapport heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Dit heeft de rechtbank al eerder geoordeeld in voornoemde uitspraak met zaaknummer NL21.14238. De verklaringen over de door eiser opgedane ervaringen bij terugkeer naar Spanje zijn in samenhang bezien met dit rapport ook onvoldoende om de conclusie op te baseren dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hoewel uit het AIDA-rapport blijkt dat Dublinterugkeerders problemen kunnen ondervinden met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de opvang en eiser stelt dat zelf ook ervaren te hebben, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat Dublinterugkeerders in het geheel geen toegang tot de opvang kunnen verkrijgen en dat er om die reden sprake is van ernstige structurele tekortkomingen. Eiser heeft zijn verklaringen ook niet onderbouwd. Daarnaast garandeert Spanje met het nieuwe claimakkoord dat de asielaanvraag van eiser beoordeeld zal worden en zal worden behandeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de opvang of toegang tot de asielprocedure dient eiser zich te beklagen bij de (hogere) autoriteiten van Spanje. Eiser heeft opnieuw door enkel over zijn nieuw opgedane persoonlijke ervaringen summier te verklaren niet onderbouwd dat deze mogelijkheid voor hem niet bestaat dan wel dat klagen bij voorbaat zinloos is.
5. De rechtbank overweegt verder als volgt. Voor zover eiser stelt dat hij bij overdracht aan Spanje het risico loopt dat hij wordt blootgesteld aan een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest), volgt de rechtbank dit niet. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 in de zaak Jawo tegen Duitsland5 volgt dat aan een bijzonder hoge drempel van
3. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
4. Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
5 ECLI:EU:C:2019:218.
zwaarwegendheid moet worden voldaan voordat wordt aangenomen dat er sprake is van een risico op schending van artikel 4 van het Handvest. Deze bijzonder hoge drempel is bereikt als de onverschilligheid van de autoriteiten van de lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terecht komt in een toestand van zeer verregaande materiele deprivatie die hem niet in staat stelt te voorzien in zijn meest elementaire behoeftes. Het AIDA-rapport en de verklaringen van eiser dat hij tot tweemaal toe buiten het vliegveld is afgezet en dat daar tegen hem gezegd is dat hij het verder zelf moet uitzoeken zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan deze bijzonder hoge drempel te voldoen. Uit het AIDA-rapport volgt zoals gezegd dat er tekortkoming zijn met betrekking tot opvangvoorzieningen en dat het voor Dublinterugkeerders niet altijd mogelijk was om hier toegang toe te krijgen. Hoewel de rechtbank dit zorgelijk acht, wijst de rechtbank erop dat in het rapport ook staat vermeld dat het Spaanse Tribunal Superior de Justitia van 2019 heeft geoordeeld dat alle Dublinterugkeerders tot de opvang toegelaten moeten worden. Dit heeft geleid tot instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid in januari 2019 dat Dublinclaimanten toegang tot de opvang moeten krijgen. Hieruit blijkt dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten over het uitsluiten van Dublinterugkeerders van opvang en voorzieningen en dat zij hier niet onverschillig tegenover staan. Daarbij heeft eiser zijn verklaringen betreffende zijn persoonlijke ervaringen op geen enkele wijze met stukken onderbouwd. Dat het moeilijk is voor eiser om dit te onderbouwen, maakt niet dat het geheel onmogelijk is. Als eiser toch problemen ervaart met het verkrijgen van bijvoorbeeld toegang tot de opvang, moet hij - zoals hiervoor ook is overwogen - zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen, of dat klagen bij de (hogere) autoriteiten bij voorbaat geen zin zal hebben.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
16 maart 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.