ECLI:NL:RBDHA:2022:11146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 20/6542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor erfafscheiding in Den Haag

Op 20 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 17 maart 2022, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om de motivering van het bestreden besluit te herstellen. Verweerder had de omgevingsvergunning voor het veranderen van de erfafscheiding van het perceel van eiseres geweigerd, omdat de hoogte van de gewenste erfafscheiding niet zou passen in de omgeving van het perceel.

In de tussenuitspraak werd verweerder opgedragen om een nadere motivering te geven, vooral in het licht van het deskundig tegenadvies dat door eiseres was ingediend. Verweerder heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, waarin werd gesteld dat de veiligheid geen onderdeel van de beoordeling was en dat de erfafscheidingen in de directe omgeving overwegend laag zijn. Eiseres voerde aan dat de welstandscommissie ten onrechte had gesteld dat alles laag is en dat er in de directe omgeving een divers beeld aan erfafscheidingen bestaat.

De rechtbank oordeelde dat verweerder met de aanvullende motivering voldoende had aangetoond dat de gewenste erfafscheiding niet paste in de omgeving. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1.897,50 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier mr. M. Klaus, en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H. Fleers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C.R. Kross).

Procesverloop

Op 17 maart 2022 heeft de rechtbank in het geschil tussen eiseres en verweerder een tussenuitspraak gedaan. Daarbij is verweerder in de gelegenheid gesteld om het in de tussenuitspraak nader omschreven gebrek in de motivering van het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft bij brief van 24 maart 2022 laten weten dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Bij brief van 14 april 2022 heeft verweerder het bestreden besluit nader gemotiveerd.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft eiseres gereageerd op de herstelpoging van verweerder.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat in de tussenuitspraak is overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat verweerder het bestreden besluit van een nadere motivering dient te voorzien. Verweerder moet vanwege het door eiseres ingebrachte deskundig tegenadvies een nadere motivering en onderbouwing geven met betrekking tot de juistheid van het advies van de Welstands- en Monumentencommissie (de welstandscommissie) en verweerders beoordeling daarvan. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat verweerder daarbij nader kan ingaan op het begrip “omgeving” in de Welstandsnota Den Haag (de welstandsnota) in relatie tot de “directe omgeving” waar in het welstandsadvies van wordt uitgegaan. Verder heeft de rechtbank overwogen dat verweerder in de nadere motivering de stelling van eiseres ter zitting kan bespreken dat de veiligheid een belangrijke rol heeft gespeeld in de uitvoering van de perceelafscheiding.
3. Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak het bestreden besluit van een aanvullende motivering voorzien. De welstandscommissie heeft gereageerd op het tegenadvies van Bullhorst en de welstandscommissie blijft bij het eerder gegeven negatieve advies. Verweerder heeft deze reactie van de welstandscommissie betrokken bij de aanvullende motivering. Verder geeft verweerder aan dat veiligheid geen onderdeel heeft uitgemaakt van de beoordeling. Indien veiligheid onderdeel zou zijn van de beoordeling dan zou dat ten koste gaan van het gebied als beschermd stadsgezicht. Alle eigenaren met kinderen zouden in het kader van veiligheid de hoogte van de erfafscheiding willen bepalen.
4. In de nadere motivering van het advies van de welstandscommissie is vermeld dat in de directe omgeving in de straat van het perceel aan de [adres 1] [huisnummer 1] (het perceel) sprake is van samenhang. Alle erfafscheidingen zijn voorzien van lage muurtjes, met lage (en soms iets hogere) penanten en daartussen ofwel lage hekwerken ofwel hagen. De hagen variëren in hoogte, maar zijn geen onderdeel van een welstandsbeoordeling. De enige hoge penanten zijn bij nummer [huisnummer 3] en [huisnummer 4] te vinden, maar deze zijn alsnog lager dan de penanten op het perceel. Van nummer [huisnummer 3] is geen vergunning te vinden dus deze kan niet als voorbeeld dienen. Qua doorgaande lijn in dit straatbeeld zijn hoge penanten met hoge hekwerken zeer onlogisch. De foto’s met afwijkende erfafscheidingen in het tegenadvies van Bullhorst bevinden zich weliswaar in de straat of in de wijk, maar niet in de directe nabijheid van het perceel.
5.1
Eiseres voert aan dat in het advies van de welstandscommissie ten onrechte wordt vermeld dat alles laag is. Eiseres verwijst hierbij naar de door haar ingebrachte second opinion van Architectenbureau Prent. Bovendien is verweerder in de nadere motivering niet ingegaan op het begrip “omgeving” in de welstandsnota in relatie tot de “directe omgeving”, waar in het welstandsadvies van uit wordt gegaan.
5.2
In de second opinion van Architectenbureau Prent is vermeld dat een zeer divers beeld aan erfafscheidingen bestaat in de directe omgeving van het perceel. In de directe omgeving van het perceel is geen sprake van een vergelijkbare villa, dit is pas het geval twee blokken noordelijker aan de [adres 1] [huisnummer 2] . Alle andere bebouwing bestaat uit twee-onder-een-kapwoningen of jongere appartementenblokken. Het merendeel van de gebouwen in de directe omgeving staat dichter op de weg. Uit historisch archiefmateriaal van de [adres 2] [huisnummer 5] en [huisnummer 6] volgt dat bij grotere villa’s die dateren uit het begin van de 20e eeuw, hekwerken te zien zijn die hoger zijn dan de lage hekwerken passend bij geschakelde woningen en gebouwen van latere datum of gebouwen die dichter aan de weg staan. Gelet op de huidige en historische situatie valt voldoende aannemelijk te maken dat een hekwerk met een hoogte zoals door eiseres aangevraagd passend is in de context van de villa op het perceel. Vanuit materialisering en opbouw voldoet de uitvoering van het hekwerk aan de redelijke eisen van welstand en doet het geen afbreuk aan de historische context.
5.3
Op zichzelf is het juist, zoals eiseres stelt, dat verweerder in de nadere motivering niet direct is ingegaan op de vraag hoe de “directe omgeving” uit het welstandsadvies zich verhoudt tot “omgeving” waar in de welstandsnota van uit wordt gegaan. De rechtbank leest in de aanvullende motivering van verweerder wel dat het bij de beoordeling van de welstand gaat om de doorgaande lijn in het straatbeeld. Dat maakt voldoende duidelijk waar het verweerder bij de welstandstoetsing om te doen is. Het gaat om de straat waarin het perceel is gelegen, en niet om de wijdere omgeving waarin willekeurig panden kunnen worden geselecteerd waarvan de erfafscheiding vergelijkbaar is met de erfafscheiding die eiseres wenst, en die dan zouden dienen als grondslag voor de welstandstoetsing. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit standpunt van verweerder niet te volgen, alleen al omdat de percelen met vergelijkbare perceelafscheidingen waar eiseres zich op beroept, verder weg van de woning van eiseres zijn gelegen en ook niet vanaf de woning van eiseres zichtbaar zijn.
De rechtbank overweegt verder dat de second opinion van Architectenbureau Prent ingaat op het hekwerk van het perceel in vergelijking met soortgelijke woningen als die van eiseres in de wijdere omgeving. Dat is blijkens het voorgaande iets anders dan de toepassing van het welstandscriterium, waarbij het mede blijkens de nadere motivering gaat om het uiterlijk van een erfafscheiding (vormgeving, materialen, detaillering en kleurstelling) in relatie tot de doorgaande lijn in het straatbeeld. Er is dus geen aanleiding om de door eiseres ingezonden second opinion nog aan verweerder voor te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de aanvullende motivering voldoende gemotiveerd dat in de omgeving van het perceel alleen maar sprake is van lagere penanten met lagere hekwerken dan de erfafscheiding die eiseres wenst. De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat qua doorgaande lijn in het straatbeeld van het perceel, hoge penanten met hoge hekwerken niet passen.
5.4
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder met de aanvullende motivering het bestreden besluit heeft voorzien van een deugdelijke motivering waarom de hoogte van de gewenste erfafscheiding van eiseres niet past in de omgeving van het perceel. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor het veranderen van de erfafscheiding van het perceel in redelijkheid kunnen weigeren.
Conclusie
6. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Omdat verweerder in de reactie op de tussenuitspraak het bestreden besluit alsnog voldoende heeft gemotiveerd, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
7. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.897,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.