10.3Verweerder heeft eiser bij brief van 6 mei 2020 geschreven dat eiser geen antwoord heeft gegeven op de door verweerder gestelde vraag waarom Zorg in Natura (ZiN) in zijn situatie niet passend is. Eiser wordt verzocht daarop alsnog een reactie te geven voor 20 mei 2020.
11. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief van 6 mei 2020. Verweerder heeft vervolgens het ondersteuningsplan van 27 mei 2020 opgesteld. Dit ondersteuningsplan vormde aanleiding voor het nemen van primair besluit II. Dit besluit is gehandhaafd bij bestreden besluit II. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser geen motiveringsplan heeft ingevuld waardoor verweerder niet heeft kunnen onderzoeken of aan de voorwaarden van artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 wordt voldaan.
12. Eiser meent dat verweerder ten onrechte afwijzend heeft beslist op zijn aanvraag wegens het ontbreken van een ingevuld motiveringsplan. Eiser voert aan dat hij heeft kunnen volstaan met een verwijzing naar de eerdere indicatie zoals die is toegekend bij primair besluit I. Daaruit volgt duidelijk waarom hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. Verder heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 20 mei 2020 uitgebreid gemotiveerd waarom ZiN niet passend is.
13. In artikel 2.3.9, eerste lid, van de Wmo 2015 staat dat het college periodiek onderzoekt of er aanleiding is een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 te heroverwegen.
In artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 staat dat indien de cliënt dit wenst, het college hem een persoonsgebonden budget verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken. In het tweede lid van deze bepaling staat dat een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
14. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser desgevraagd informatie moet verstrekken zodat verweerder kan bepalen of de gevraagde hulp in de vorm van een pgb of ZiN moet worden verstrekt. Het is ook van belang om te kunnen evalueren welke doelen en taken er de afgelopen periode zijn gehaald en hoe het met de ontwikkeling van eiser is gegaan. Er wordt door eiser geen antwoord gegeven op de door verweerder gestelde vragen en heeft volstaan met een verwijzing naar een voorgaande aanvraag. Daarmee kan niet worden volstaan. Bovendien is in het advies van MO-zaak van 12 december 2019 geadviseerd om individuele begeleiding uit te laten voeren door een professional, derhalve ZiN. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht en ook in het ondersteuningsplan voor 2020 is vermeld, heeft verweerder na het advies van de MO-zaak van 12 december 2019 besloten om ter overbrugging tijdelijk een pgb voor individuele begeleiding toe te kennen, maar daarna was het de bedoeling om conform het advies de individuele begeleiding op basis van ZiN toe te kennen. Ook daarom was van belang dat eiser de moeite nam om de door verweerder gestelde vragen te beantwoorden, ondanks dat kort geleden ook een aanvraag was ingediend en toegelicht. Eiser heeft onvoldoende gemotiveerd waarom – anders dan MO-zaak adviseert – een pgb voor hem het meest passend is en waarom eiser geen genoegen neemt met ZiN, aldus verweerder.
15. Eiser heeft ter zitting erkend dat hij niet de gevraagde informatie heeft aangeleverd, maar slechts heeft verwezen naar de voorgaande aanvraag, ook omdat die nog niet lang geleden was ingediend.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de onder 12 gegeven motivering afwijzend heeft kunnen beslissen op de aanvraag van eiser om een pgb. Gelet op de artikelen 2.3.9, eerste lid, en artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 heeft verweerder eiser mogen verzoeken om nadere informatie waarom - in afwijking van het advies van de MO-zaak - een pgb wordt aangevraagd. Niet in geschil is dat de gevraagde informatie niet is aangeleverd. De stelling dat de gemachtigde van eiser in de brief van 20 mei 2020 een reactie heeft gegeven op die vraag kan eiser niet baten. In deze brief wordt immers nog steeds geen antwoord gegeven op de vraag waarom een pgb het meest passend is.
17. De rechtbank verklaart ook dit beroep ongegrond.
SGR 20/7197 en SGR 21/432
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.