ECLI:NL:RBDHA:2022:11188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.16208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiseres niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiseres had aangevoerd dat zij nooit in Italië asiel had willen aanvragen, omdat zij bij haar zus in Nederland wilde verblijven. Tijdens de zitting in Breda werd de zaak behandeld, waarbij de rechtbank onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak deed.

De rechtbank oordeelde dat Italië inderdaad verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van de eiseres, aangezien zij illegaal Italië was binnengekomen en Italië niet tijdig had gereageerd op het overnameverzoek. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiseres dat Nederland de aanvraag aan zich had moeten trekken, en stelde dat de situatie in Italië niet zodanig was dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kon worden nageleefd. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had aangetoond dat zij afhankelijk was van haar zus in Nederland, en dat de bijzondere omstandigheden die zij aanvoerde niet voldoende waren om de asielaanvraag aan Nederland toe te wijzen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16208
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres om niet in behandeling genomen op de grond dat Italië daarvoor verantwoordelijk is.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op een zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S.B. Aniania. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Allereerst moet worden beoordeeld of Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. Namens eiseres is benadrukt dat zij nooit in Italië asiel heeft willen aanvragen omdat zij bij haar zus in Nederland wil verblijven. Ook is benadrukt dat zij in Italië is gedwongen om haar vingerafdrukken af te staan.
2. Dat eiseres de bedoeling had om in Nederland asiel aan te vragen, heeft voor de toepassing van de Dublinverordening [1] geen betekenis. Daarnaast is het afstaan van vingerafdrukken verplicht op grond van de Eurodacverordening. [2] Vast staat dat eiseres illegaal Italië is binnengekomen. Dat heeft volgens de Dublinverordening tot gevolg dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Italië is weliswaar niet expliciet akkoord gegaan met het overnameverzoek, maar het niet tijdig reageren heeft wel tot gevolg dat Italië verantwoordelijk is geworden. Italië heeft daartegen ook geen bezwaar gemaakt. Verweerder is dus terecht uitgegaan van de verantwoordelijkheid van Italië.
3. Vervolgens is de vraag aan de orde of Nederland de asielaanvraag van eiseres aan zich had moeten trekken. Lidstaten van de Europese Unie mogen er over en weer op vertrouwen dat de mensenrechten worden nageleefd. Een vreemdeling kan echter met behulp van zijn advocaat betogen dat daarvan in zijn geval niet kan worden uitgegaan. In dit geval is dat ook betoogd, waarbij is gewezen op een recent rapport van AIDA. [3] Daaruit blijkt onder andere dat Dublin-terugkeerders enige tijd moeten wachten voordat zij formeel hun asielaanvraag kunnen indienen. Maar uit dat rapport blijkt ook dat er in de tussentijd wel recht is op noodhulp, medisch noodzakelijke behandeling en preventieve zorg. De situatie in Italië is dan ook niet zodanig dat niet kan worden vastgehouden aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat volgt ook uit recente uitspraken van de hoogste Nederlandse bestuursrechter. [4] Nederland hoefde de asielaanvraag van eiseres daarom niet aan zich te trekken. Verder is aangevoerd dat de leeftijdsregistratie in Italië niet in orde is. Dat kan zo zijn, maar dat raakt eiseres niet. Zij heeft namelijk niet gesteld dat zij minderjarig is.
4. Verder heeft eiseres een beroep gedaan op de afhankelijkheid van haar in Nederland verblijvende zus. Zij heeft naar voren gebracht dat zij een sterke band heeft met haar zus. Maar een sterke band is niet hetzelfde als afhankelijkheid. Verweerder heeft terecht overwogen dat de zus van eiseres al sinds 2018 in Nederland verblijft. Eiseres is pas in december 2021 naar Nederland gekomen. Er zijn ook geen medische of psychische stukken overgelegd over de gestelde afhankelijkheid. De beroepsgronden die daarop zien, treffen geen doel.
5. Tot slot is een beroep gedaan op bijzondere individuele omstandigheden die leiden tot kennelijke hardheid bij overdracht. Daarbij is gewezen op de ervaringen van eiseres in Eritrea, de zware reis naar Europa en de omstandigheid dat haar zus als een moeder voor haar is. Het gaat hier om een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Deze omstandigheden heeft verweerder niet zodanig bijzonder hoeven achten dat hij de asielaanvraag van eiseres aan zich had moeten trekken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Dit proces-verbaal is verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
2.Verordening (EU) Nr. 603/2013.
3.Asylum Information Database (AIDA), ‘Country Report: Italy. 2021 Update’, mei 2022.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2497).