ECLI:NL:RBDHA:2022:1119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
21/2278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na detentie als gevolg van onterecht politieoptreden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding na detentie. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.J. Hoogendam, had een verzoek ingediend op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, na een detentie die volgde op een politieactie die later door het Openbaar Ministerie als onjuist werd beoordeeld. De verzoeker was in de veronderstelling dat hij bedreigd werd door onbekende personen, wat hem ertoe bracht een jachtgeweer aan te schaffen. Dit leidde tot zijn aanhouding en een periode van twee weken in voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentie voor de verzoeker bijzonder ingrijpend was, vooral omdat hij in onwetendheid verkeerde over de aard van de bedreiging en de rol van de politie. De officier van justitie heeft erkend dat de omstandigheden van de verzoeker bijzonder waren en heeft een schadevergoeding van € 2.720,00 voorgesteld, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een hogere schadevergoeding dan de forfaitaire bedragen, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank kende uiteindelijk een bedrag van € 2.720,00 toe aan de verzoeker, ter compensatie van de schade die hij had geleden door de onterecht ondergane detentie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/173192-21
Raadkamernummer: 21/2278
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te Zoetermeer,
adres: [adres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat
mr. P.J. Hoogendam, op het adres [adres] te Den Haag
(hierna: de verzoeker).

Inleiding

Tegen de verzoeker is de verdenking gerezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben een vuurwapen en munitie. Op 27 augustus 2021 is de zaak geseponeerd, omdat de officier van justitie geen vervolgingsrecht meer heeft (code 03). De rechtbank heeft op 15 september 2021 het verzoekschrift van de verzoeker ontvangen. De rechtbank is bevoegd tot behandeling van dit verzoek.

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit verzoek op 25 januari 2022 in openbare raadkamer behandeld en heeft kennisgenomen van (een deel van) het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De verzoeker, bijgestaan door mr. P.J. Hoogendam, is in raadkamer gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. W. Bos gehoord.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot vergoeding van de schade die verzoeker als gevolg van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van € 4.470,00. De verzoeker meent dat gronden van billijkheid zijn om aan hem een schadevergoeding toe te kennen die drie keer hoger is dan de forfaitaire bedragen, omdat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. De verzoeker is door twee hem onbekende personen bedreigd. Daarop heeft hij zich tot de politie gewend en aldaar nul op het rekest gekregen. Daarom heeft hij zelf maatregelen moeten nemen, namelijk het aanschaffen van een jachtgeweer. Hierop is hij aangehouden en heeft hij twee weken in detentie verbleven. Pas daarna is hem duidelijk geworden dat de bedreiging afkomstig was van politieambtenaren in het kader van een zogeheten ‘ruisactie’. Het is voor de verzoeker zeer moeilijk te bevatten dat hij als gevolg van doelbewust overheidsoptreden gedetineerd is geraakt en daar langere tijd heeft verbleven, terwijl die detentie veel eerder had kunnen worden beëindigd. Bovendien was hij tijdens de detentie bang voor zowel zijn eigen veiligheid als die van zijn vriendin, die van de bedreiging getuige was. De verzoeker kampt ten gevolge van de detentie met lichamelijke en psychische klachten.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 2.720,00. De omstandigheden van het geval maken dat een verdubbeling van de forfaitaire vergoeding billijk is. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat wat de verzoeker is overkomen, niet had mogen gebeuren. De ruisactie voldeed niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verzoeker voelde zich bedreigd en daarom heeft hij een wapen aangeschaft. Die aanschaf is niet uitgelokt, maar de aanschaf zou niet hebben plaatsgevonden zonder het overheidsoptreden. Daarom is de zaak geseponeerd met code 03. Dat geeft recht op schadevergoeding. Begrijpelijk is dat de detentie voor de verzoeker zwaarder is geweest dan voor een ander, omdat hij twee weken in onwetendheid heeft verkeerd over wat hem was overkomen, aldus de officier van justitie.

Het oordeel van de rechtbank

Op grond van artikel 533, eerste lid, Sv kan aan een gewezen verdachte, wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering of voorlopige hechtenis heeft geleden. Ingevolge artikel 534, eerste lid, Sv heeft toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, grond van billijkheid aanwezig zijn.
In deze zaak gaat het om het volgende. De verzoeker is op enig moment aangemerkt als verdachte in het kader van het opsporingsonderzoek naar de moord op [naam] (bijgenaamd ‘ [bijnaam] ’), een ‘cold case’ uit 1999. Op 26 juni 2021 heeft een politieactie plaatsgevonden die was gericht op het veroorzaken van zogenoemde ruis. De verzoeker is, in het bijzijn van zijn vriendin, benaderd door twee niet als zodanig herkenbare politieambtenaren op een motor zonder kenteken. Daarbij heeft de bijrijder hem – volgens het openbaar ministerie – toegeroepen: “je bent aan de beurt voor [bijnaam] ”. Volgens de verzoeker werd er geroepen: “je gaat boeten, je gaat dood voor de dood op [bijnaam] ”. De verzoeker heeft vier dagen later aangifte gedaan van bedreiging, maar voelde zich door de politie niet serieus genomen. Hierop heeft hij een jachtgeweer aangeschaft en nog dezelfde dag is hij aangehouden op verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie. De verzoeker is op 1 juli 2021 in verzekering gesteld, op 2 juli 2021 in voorlopige hechtenis genomen en op 13 juli 2021 in vrijheid gesteld. Pas nadat hij in vrijheid was gesteld, kwam de verzoeker ter oren dat hij was benaderd door politieambtenaren.
De rechtbank hanteert bij de beoordeling van verzoeken op de voet van artikel 533 Sv – evenals andere gerechten in Nederland – zogeheten forfaitaire bedragen. Deze bedragen worden geacht voldoende compensatie te bieden voor de immateriële schade die men in het algemeen pleegt te lijden van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Voor toekenning van een hogere vergoeding is slechts plaats indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de vrijheidsbeneming voor de desbetreffende verzoeker grotere gevolgen heeft gehad dan voor anderen die ter zake van gelijksoortige verdenkingen preventief zijn gehecht.
De rechtbank acht de omstandigheden van dit geval zodanig bijzonder dat toekenning van een hogere vergoeding dan de forfaitaire bedragen op zijn plaats is. Aannemelijk is dat de verzoeker door het optreden van de politie – dat nadien door het openbaar ministerie als onjuist is beoordeeld – in angst verkeerde, voor zichzelf en zijn vriendin. Hij wist immers niet uit welke hoek de vermeende dreiging afkomstig was. Voorstelbaar is dat de detentie deze gevoelens van angst heeft versterkt en de verzoeker zich machteloos heeft doen voelen. Gedurende de gehele detentie verkeerde de verzoeker immers in onwetendheid over wat hem was overkomen. In dat licht bezien heeft de vrijheidsbeneming dan ook grotere gevolgen gehad voor de verzoeker dan voor anderen die ter zake van gelijksoortige verdenkingen preventief zijn gehecht. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter hoogte van het dubbele van de forfaitaire bedragen. De rechtbank merkt daarbij op dat het in deze procedure alleen kan gaan om vergoeding van schade veroorzaakt door de vrijheidsbeneming, niet van eventuele schade veroorzaakt door de ruisactie zelf.
De rechtbank zal een bedrag van € 2.720,00 toewijzen en het verzoek voor het overige afwijzen. Dit bedrag bestaat uit € 260,00 voor elke dag in verzekering en € 200,00 voor elke dag in voorlopige hechtenis doorgebracht.

Beslissing

De rechtbank kent aan de verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van € 2.720,00 en wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. B.W. Mulder, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2022.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing en mitsdien de betaling ten laste van de Staat der Nederlanden door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van: € 2.720,00 ten gunste van de verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van St. Derdengelden Hoogendam Advocaten, onder vermelding van [nummer] .