ECLI:NL:RBDHA:2022:1119
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding na detentie als gevolg van onterecht politieoptreden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding na detentie. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.J. Hoogendam, had een verzoek ingediend op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, na een detentie die volgde op een politieactie die later door het Openbaar Ministerie als onjuist werd beoordeeld. De verzoeker was in de veronderstelling dat hij bedreigd werd door onbekende personen, wat hem ertoe bracht een jachtgeweer aan te schaffen. Dit leidde tot zijn aanhouding en een periode van twee weken in voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentie voor de verzoeker bijzonder ingrijpend was, vooral omdat hij in onwetendheid verkeerde over de aard van de bedreiging en de rol van de politie. De officier van justitie heeft erkend dat de omstandigheden van de verzoeker bijzonder waren en heeft een schadevergoeding van € 2.720,00 voorgesteld, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een hogere schadevergoeding dan de forfaitaire bedragen, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank kende uiteindelijk een bedrag van € 2.720,00 toe aan de verzoeker, ter compensatie van de schade die hij had geleden door de onterecht ondergane detentie.