ECLI:NL:RBDHA:2022:11194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 29 december 2020 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor hem en zijn familie, welke door de staatssecretaris was afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 8 januari 2021, heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Op 1 augustus 2022 heeft de staatssecretaris alsnog de aanvraag ingewilligd, maar de verzoeker trok zijn beroep niet in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris aan de verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. De verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.