ECLI:NL:RBDHA:2022:11294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
NL21.7575 en NL21.7576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitstel van vertrek op medische gronden van een Pakistaanse man met nierfalen en recente niertransplantatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Pakistaanse man die verzocht om uitstel van vertrek op medische gronden. Ten tijde van het primaire besluit bevond eiser zich in de eindfase van nierfalen. Na het bestreden besluit heeft hij een niertransplantatie ondergaan, wat zijn medische situatie heeft gewijzigd. Eiser heeft echter verzuimd de benodigde informatie aan te leveren die Bureau Medische Advisering (BMA) nodig had om een advies over zijn gezondheidstoestand te geven. De rechtbank oordeelt dat het op de weg van eiser lag om deze informatie te verstrekken en dat verweerder hem voldoende gelegenheid heeft geboden om dit te doen. Het beroep is ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van 17 april 2019, waarin de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek werd afgewezen, op goede gronden is genomen. Eiser heeft niet alle benodigde medische informatie aangeleverd, waardoor BMA geen zorgvuldig advies kon uitbrengen. De rechtbank concludeert dat, ondanks de recente niertransplantatie, eiser niet heeft aangetoond dat de zorg die hij nodig heeft in Pakistan niet toegankelijk is. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser niet verder besproken, omdat deze niet tot een andere conclusie konden leiden.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de rechtbank in deze uitspraak op het beroep beslist. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.7575 (beroep)
NL21.7576 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker

hierna te noemen: eiser
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

In het besluit van 17 april 2019 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek op medische gronden afgewezen.
Eiser heeft tegen die afwijzing bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, [1] waarop eiser in beroep is gegaan. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard [2] en de hogerberoepsrechter heeft die uitspraak bevestigd. [3]
In het besluit van 7 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 24 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is een Pakistaanse man, geboren op [geboortedatum] 1960. Toen verweerder het primaire besluit nam bevond eiser zich in de eindfase van nierfalen. Daarnaast leed hij onder meer aan een gestoorde bloedsuikerregulatie en een oogafwijking. Hij werd gedialyseerd, kreeg medicatie en stond onder controle bij verschillende medisch specialisten. [4] Na het bestreden besluit heeft eiser een niertransplantatie ondergaan.
2. Tussen partijen is in geschil of de uitzetting van eiser vanwege zijn gezondheid achterwege moet blijven. De rechtbank stelt verweerder in het gelijk. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft het bezwaar tegen het primaire besluit van 17 april 2019 ongegrond verklaard met de volgende motivering. Ondanks verzoeken daartoe is niet alle benodigde medische informatie, waaronder toestemmingsverklaringen voor bepaalde behandelaars, aangeleverd. Bureau Medische Advisering (BMA) geeft aan dat het zonder de ontbrekende informatie geen zorgvuldig advies kan uitbrengen. Het is dus niet mogelijk om in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar een nieuw advies in te winnen over de medische situatie, reisvaardigheid en beschikbaarheid van behandeling van eiser. Verweerder komt in zoverre niet toe aan een hernieuwde, inhoudelijke beoordeling.
Voor zover moet worden uitgegaan van een ongewijzigde medische situatie, is volgens de BMA-adviezen van 5 en 25 februari 2019 de behandeling voor eisers klachten beschikbaar in Pakistan. De Nederlandse ambassade heeft toegezegd van tevoren een afspraak te zullen maken voor dialyse onmiddellijk na eisers aankomst in Pakistan. Is de fysieke overdracht voor dialyse niet mogelijk, dan wordt eiser niet uitgezet. Eiser heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de zorg die hij nodig heeft voor hem in Pakistan niet toegankelijk is, aldus verweerder.
Beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat BMA over onvoldoende medische informatie beschikt om advies uit te brengen.
Daarnaast is niet gebleken dat verweerder kan voldoen aan alle voorwaarden voor een fysieke overdracht. Dit is een wezenlijk onderdeel van de besluitvorming, dat verweerder niet pas op het moment van feitelijke uitzetting kan onderzoeken.
Toetsingskader
5.1
Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 blijft de uitzetting van eiser achterwege, zolang het gelet op zijn gezondheid niet verantwoord is om te reizen. Bij de beoordeling van een aanvraag om dit artikel toe te passen, wint verweerder advies in bij BMA. Als BMA aangeeft dat het voor eiser medisch gezien niet verantwoord is om te reizen, neemt verweerder een medisch uitzetbeletsel aan. [5] Dat geldt ook, als volgens BMA zonder behandeling naar alle waarschijnlijkheid een medische noodsituatie zal ontstaan en de behandeling in Pakistan niet beschikbaar of aantoonbaar niet toegankelijk is. [6]
5.2
Aangezien een medische situatie kan veranderen, adviseert BMA verweerder geen beslissing te nemen op basis van een advies dat ouder is dan zes maanden. Verweerder kan dan een aanvullend advies vragen. BMA adviseert verweerder dat ook te doen, als het ziektebeeld of de behandeling binnen zes maanden na het uitbrengen van een advies wezenlijk is veranderd. [7]
5.3
Eiser moet bij de aanvraag onder meer een toestemmingsverklaring overleggen, die niet ouder is dan zes maanden. Hierin vermeldt hij de behandelaar(s) bij wie hij onder behandeling staat en geeft hij toestemming voor het opvragen van relevante medische gegevens door BMA bij die behandelaar(s). [8]
5.4
Als de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen ontbreken of niet volledig zijn, dan vraagt verweerder eiser om aanvullende informatie. BMA beoordeelt in dit kader of de relevante medische gegevens zijn aangeleverd. Als eerder verstrekte medische stukken ouder zijn geworden dan drie maanden, moet eiser geactualiseerde stukken naar verweerder sturen. Verweerder stelt de aanvraag buiten behandeling of wijst die af, als eiser het verzuim niet binnen de gegeven termijn heeft hersteld. [9]
Beoordeling
6.1
De rechtbank stelt voorop dat eiser op 30 oktober 2021 een niertransplantatie heeft ondergaan. [10] Met partijen gaat de rechtbank ervan uit dat deze operatie het ziektebeeld en/of de behandeling van eiser wezenlijk heeft veranderd. In zoverre zijn zowel het bestreden besluit als de beroepsgronden achterhaald. De rechtbank beschikt niet over actuele informatie over de gezondheid van eiser.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen, omdat eiser heeft verzuimd de informatie aan te leveren die BMA nodig had om verweerder te adviseren over zijn gezondheidstoestand. Het lag op de weg van eiser om die informatie te verstrekken en verweerder heeft hem daartoe zowel in de bezwaarfase als in de beroepsfase voldoende gelegenheid geboden.
Bezwaarfase
6.3
Het meest recente BMA-advies in deze zaak dateert van 25 februari 2019 en is dus van voor de bezwaarfase waarin verweerder het bestreden besluit heeft genomen. In een brief van 28 september 2020 heeft verweerder aan eiser gevraagd of zijn medische situatie is gewijzigd. Hierop kwam geen reactie. Op 9 november 2020 ontving verweerder medische stukken van eiser en op 11 november 2020 heeft hij eiser gehoord. Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat eiser voor 25 november 2020 actuele medische informatie van de oogarts en de ontbrekende toestemmingsverklaringen zou overleggen. Verweerder heeft de termijn voor het aanleveren van deze stukken tweemaal verlengd. Op 5 februari 2021 ontving verweerder een toestemmingsverklaring voor de huisarts en een patiëntendossier. De informatie en toestemmingsverklaringen waren echter nog steeds niet compleet, zo heeft BMA op 23 februari 2021 aangegeven. [11] Verweerder heeft eiser verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. Hierop is nog een toestemmingsverklaring van een dialyseverpleegkundige overgelegd, maar de op 5 april 2021 door de gemachtigde van eiser toegezegde verklaring van de behandelend artsen heeft verweerder niet ontvangen.
Beroepsfase
6.4.1
Eiser heeft op 9 februari 2022 het stuk overgelegd waaruit blijkt dat hij een niertransplantatie heeft gehad. Op diezelfde dag heeft de rechtbank de behandeling van het beroep aangehouden om verweerder in staat te stellen BMA om een nieuw advies te vragen.
6.4.2
Verweerder heeft eiser op 10 februari 2022 gevraagd om binnen twee weken toestemmingsverklaringen voor zijn behandelend artsen over te leggen. Op 21 februari 2022 heeft eiser een toestemmingsverklaring gestuurd, met een bijlage die ouder was dan drie maanden. Op 24 februari 2022 heeft verweerder eiser verzocht om een nieuwe toestemmingsverklaring, waarop eiser op 7 maart 2022 nadere stukken heeft overgelegd. Vervolgens heeft BMA verweerder laten weten dat uit de overgelegde stukken niet duidelijk wordt voor welke behandelaars toestemmingsverklaringen aanwezig zijn, zodat BMA niet inhoudelijk kan adviseren. [12] Op 17 maart 2022 heeft verweerder eiser nogmaals verzocht hem binnen twee weken geldige en volledige toestemmingsverklaringen te doen toekomen. Op 20 april 2022 heeft de gemachtigde van eiser het bericht gestuurd dat eiser vanwege een ziekenhuisopname de toestemmingsverklaring nog niet heeft kunnen ondertekenen.
6.4.3
In antwoord op vragen van de rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 13 juli 2022 aan de rechtbank geschreven dat eiser de benodigde stukken zo spoedig mogelijk met behulp van VluchtelingenWerk Nederland aan verweerder zou sturen. Verweerder heeft echter geen nadere stukken van eiser ontvangen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd aangegeven dat er geen onduidelijkheid bestaat over de vraag welke stukken BMA van eiser nodig heeft. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting niet kunnen uitleggen waarom eiser de stukken nog steeds niet heeft overgelegd.
6.5
Gelet op het hierboven geschetste verloop van de procedure in bezwaar en in beroep komt het verzuim van eiser en zijn gemachtigde om de benodigde gegevens aan te leveren voor rekening en risico van eiser. De rechtbank komt niet toe aan een nadere bespreking van de beroepsgronden, omdat die niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Voorlopige voorziening
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening strekt ertoe te voorkomen dat eiser wordt uitgezet gedurende de beroepsprocedure. Nu de rechtbank in deze uitspraak beslist op het beroep, is de gevraagde voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunt u, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U moet uw beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Besluit van 23 juli 2020.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem 23 december 2019, zaaknummer AWB 19/4929.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 juli 2020, zaaknummer 202000316/1/V3.
4.Bureau Medische Advisering, Medisch Advies van 5 februari 2019 en Aanvullend Medisch Advies van 25 februari 2019.
5.Paragraaf A3/7.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
6.Paragraaf A3/7.1.3 Vc.
7.Protocol Bureau Medische Advisering 2016, p. 17.
8.Paragraaf A3/7.2.4 Vc, ter uitwerking van artikel 6.1c van het Vreemdelingenbesluit 2000.
9.Paragraaf A3/7.2.5 Vc.
10.Bit blijkt uit de Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling van 7 februari 2022, ondertekend door internist-nefroloog prof. dr. F.J. van Ittersum.
11.BMA Nota niet-inhoudelijke afdoening van 23 februari 2021.
12.BMA Nota niet-inhoudelijke afdoening van 16 maart 2022.