ECLI:NL:RBDHA:2022:11302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
NL21.13118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Kameroense homoseksuele man wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Kameroense nationaliteit, die homoseksueel is en asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met een relaas over zijn ervaringen in Kameroen, waar hij vanwege zijn seksuele geaardheid werd bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij bij terugkeer naar Kameroen een reëel risico loopt op vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de aanvraag op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld en dat er geen strijd is met de geldende werkinstructies. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld en dat zijn verklaringen over zijn seksuele identiteit niet goed zijn beoordeeld. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over zijn homoseksualiteit en de problemen die hij heeft ondervonden. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond verklaard, waarbij het beroep van eiser ook ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13118
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook aanwezig was [A] , de voorzitter van LGBT Asylum Support. Als tolk is verschenen R. Kamermans. Verweerder heeft zich via een beeldverbinding laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser heeft de Kameroense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. In december 2015 is hij tijdens een verjaardagsfeestje in een snackbar al zoenend betrapt met een andere jongen in de toiletten. Als gevolg hiervan zijn zij mishandeld. Eiser wist echter te ontkomen, maar hoorde naderhand dat hij gezocht werd door de politie. Naar aanleiding hiervan dook eiser, na een kort bezoek aan het ziekenhuis, op verschillende adressen onder. Daar werd hij ook bedreigd door zijn familie. Eiser heeft verder ook problemen ondervonden met Kameroense politieagenten. Hij is in 2014 namelijk drie keer seksueel misbruikt door Kameroense politieagenten. Als gevolg van de voorgaande gebeurtenissen verliet hij uiteindelijk Kameroen op 28 januari 2016.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele geaardheid en daaruit voortvloeiende problemen;
Problemen met Kameroense politieagenten.
Verweerder heeft het eerste relevante element geloofwaardig bevonden, maar het tweede en derde relevante element ongeloofwaardig. Eiser wordt niet aangemerkt als een vluchteling
in de zin van het Vluchtelingenverdrag en heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Kameroen een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen als ongegrond.
Zorgvuldigheid en werkinstructie 2019/17
4. Eiser voert aan dat verweerder in de besluitvorming niet zorgvuldig en in strijd met de Werkinstructie 2019/17 (de werkinstructie) heeft gehandeld. In beroep heeft eiser ter onderbouwing een rapport van LGBT Asylum Support overgelegd van 22 december 2021 waarin ook verschillende punten worden genoemd waarin verweerder niet zorgvuldig en in strijd met de werkinstructie zou hebben gehandeld. Verweerder heeft hier in het verweerschrift van 6 maart 2022 en ter zitting op gereageerd. De rechtbank zal de punten die zijn aangevoerd in de gronden van beroep en het rapport van LGBT Asylum Support hieronder gezamenlijk bespreken.
Het referentiekader
5. Eiser voert aan dat verweerder een onjuist referentiekader heeft gehanteerd. Uit het bestreden besluit blijkt niet op welke wijze door verweerder rekening is gehouden met de beperkingen die zijn genoemd in het medische advies inzake horen en beslissen. Eiser is seksueel misbruikt en heeft psychische klachten. Juist ook rekening houdend met het referentiekader van eiser, kan ook niet worden volgehouden dat hij “vaag” heeft verklaard over zijn seksuele identiteit, zijn relaties met mannen en zijn aantrekkingskracht tot mannen. Eiser is introvert en heeft aangegeven dat hij het niet gemakkelijk vindt om in een formele setting over zijn homoseksualiteit te praten en dat hij zich voornamelijk bij het aanvullende gehoor niet op zijn gemak voelde en hij de vragen niet altijd goed begreep. Voor wat betreft de gedetailleerdheid vraagt eiser zich ook af hoe hoog de lat door verweerder wordt
gelegd. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met eisers land van herkomst. Verder verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 29 juli 20211, waarin onder meer wordt gesteld dat (zelfs) een hogere opleiding nog niet betekent dat een vreemdeling diepgaandere verklaringen zou moeten kunnen afleggen. Verder blijkt uit de uitspraak dat de staatssecretaris het de vreemdeling, die verklaart dat hij met niemand over zijn geaardheid en gevoelens kon praten, heel moeilijk maakt door te verwachten dat hij diepgaande gedachten en gevoelens heeft en deze ook aan een hoormedewerker kan overbrengen.

1.ECLI:NL:RBDHA:2021:8426

6. De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat niet is gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met de medische omstandigheden van eiser. Eiser heeft geen medische documenten ter onderbouwing van zijn medische en psychische klachten overgelegd. Uit het rapport medisch advies inzake horen en beslissen van 31 maart 2021 blijkt verder dat eiser problemen kan hebben met het terughalen en plaatsen van exacte data en dat hem hiervoor de tijd gegeven moet worden. Verder blijkt dat hij emotioneel kan worden als hij over zijn verleden vertelt en het advies is hem zo nodig ruimte te bieden voor zijn emoties, drinken aan te bieden en indien nodig een extra pauze te bieden. Verweerder stelt terecht dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat met deze klachten rekening is gehouden en dat eiser tijd en ruimte heeft gekregen om te verklaren en zich dingen te herinneren. Verweerder heeft verschillende keren vragen uitgelegd en nogmaals gesteld. Eiser heeft ten slotte in de gehoren ook aangegeven dat hij lichamelijk en geestelijk in staat was om te worden gehoord. Verder heeft verweerder in het voornemen en bestreden besluit ook niet tegengeworpen dat eiser zich data of plaatsen niet kan herinneren.
7. Ook verder heeft verweerder niet een onjuist referentiekader gehanteerd en blijkt niet dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het gestelde introverte karakter of de culturele achtergrond van eiser. Dat eiser introvert is en het moeilijk vindt om in een formele setting te verklaren over zijn gevoelens, betekent in dit geval niet dat verweerder onjuiste verwachtingen heeft gesteld aan eisers verklaringen. Verweerder stelt hierbij terecht dat eisers introverte persoonlijkheid niet betekent dat hij in het geheel geen authentieke verklaringen af zou kunnen leggen. Hierbij is van belang dat eiser meerdere malen is gehoord en dat verweerder in de verschillende gehoren op een groot aantal onderwerpen meermaals heeft doorgevraagd, bijvoorbeeld over zijn relaties en denkprocessen. Hieruit blijkt dat verweerder eiser in de gelegenheid heeft gesteld en heeft geholpen om zo uitgebreid mogelijk te verklaren en daarmee voldoende rekening heeft gehouden met het karakter en de culturele achtergrond van eiser. Ten slotte blijkt nergens uit de besluitvorming dat verweerder het opleidingsniveau van eiser aan hem heeft tegengeworpen. Ook wat betreft het verwachtingspatroon heeft verweerder dan ook niet in strijd met de werkinstructie gehandeld.
Het zwaartepunt van de beoordeling
8. Eiser voert verder aan dat in deze zaak niet duidelijk is waar het zwaartepunt van de beoordeling ligt en verwijst hiervoor ook naar de werkinstructie waarin staat dat het sterk afhankelijk is van de individuele zaak welk gewicht toekomt aan de verklaringen van een vreemdeling in verband met zijn of haar seksuele gerichtheid. Ook verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 20 december 20172, waarin is geoordeeld dat niet duidelijk is waar het zwaartepunt ligt in de beoordeling.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook de werkinstructie heeft gevolgd als het gaat om het zwaartepunt van de beoordeling. Verweerder heeft al in het voornemen aangegeven dat hij een individuele beoordeling maakt en dat bij die beoordeling het authentieke, persoonlijke verhaal van de asielzoeker centraal staat. Het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn
omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Eiser heeft niet onderbouwd op welke manier verweerder hier

2.ECLI:NL:RBDHA:2017:14626.

onvoldoende duidelijk is over het zwaartepunt van de beoordeling. Verweerder heeft in de verdere besluitvorming eiser met name op gebied van eisers eigen ervaring en beleving zaken tegengeworpen. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, gaat niet op, omdat verweerder in die zaak in de besluitvorming een ander zwaartepunt had gehanteerd dan in het voornemen stond aangegeven.
Het denkproces
10. Verder mag volgens eiser geen nadruk meer worden gelegd op het bewustwordingsproces en de zelfacceptatie. In dit verband wordt verwezen naar de brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 4 juli 2018, waarin is vermeld dat de eerdere werkinstructies lhbti’s dienden te worden aangepast en dat het persoonlijk verhaal en ervaringen leidend zouden zijn. Het is niet (meer) het uitgangspunt dat een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden. Wel mag verwacht worden dat sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. Uit het asielrelaas van eiser blijkt duidelijk dat hij hier nog steeds mee worstelt en er niet uit is. Van eiser mag niet verwacht worden dat hij dit verder psychologisch onderbouwt.
11. De rechtbank is van oordeel dat uit de besluitvorming niet blijkt dat eiser is gevraagd zijn gevoel psychologisch te onderbouwen of dat hij blijk heeft moeten geven van een interne worsteling. Eiser heeft zelf aangegeven dat hij een tweestrijd heeft ervaren en ervaart en verweerder heeft hier bij hem op doorgevraagd. Dit betekent echter niet dat verweerder van eiser een interne worsteling heeft verlangd.
De lhbti-coördinator
12. Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat er conform de werkinstructie een lhbti-coördinator is ingeschakeld en dat verder ook niet blijkt waar de expertise van deze coördinatoren op gebaseerd is.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook ten aanzien van de lhbti- coördinator zorgvuldig en in lijn met de werkinstructie heeft gehandeld. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting verklaard dat een lhbti-coördinator is betrokken bij de besluitvormingsprocedure, zowel bij het voornemen als bij het verweerschrift. Verweerder heeft hierover ter zitting opgemerkt dat een lhbti-coördinator een beslismedewerker is die veel van dit type zaken ziet en behandelt, waardoor hij door ervaring expertise heeft van dit soort zaken. Verder is door de betrokkenheid van een lhbti-coördinator sprake van een extra paar ogen dat meekijkt en dat werkt volgens verweerder kwaliteitsverhogend. Niet valt in te zien dat er een bepaalde andere expertise aanwezig zou moeten zijn bij een coördinator.
De geloofwaardigheid van eisers homoseksuele geaardheid en daaruit voortvloeiende problemen
14. Eiser voert verder aan dat hij wel degelijk voldoende gedetailleerd en authentiek
verklaard heeft over zijn seksuele geaardheid en het is onduidelijk wat verweerder vaag vindt aan eisers verklaringen over wat hij aantrekkelijk vindt aan een man en zijn verklaringen over zijn relaties. Voor wat betreft de invloed van alcohol die heeft geleid tot het moment van ontdekking, wordt door verweerder niet onderkend dat er onder invloed van alcohol minder sprake is van een “keuze”. De informatie van gerenommeerde en gespecialiseerde instanties op dit gebied zijn wellicht dan niet direct “wetenschappelijk”,
maar zijn ook een feit van algemene bekendheid. Het was een combinatie van factoren. Dat eiser en Edmond gezoend hebben ondanks het taboe wil niet zeggen dat het relaas op dit punt ongeloofwaardig is. Verder heeft eiser ter onderbouwing een kopie van een arrestatiebevel overgelegd, waaruit blijkt dat hij gezocht wordt vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Ook heeft eiser ter onderbouwing een verklaring van de [B] overgelegd, twee verklaringen van vrienden en het rapport van LGBT Asylum support van 22 december 2021. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat de waarde van de verklaring van eisers partner, [B] , niet kan worden aangemerkt als afkomstig van een objectief verifieerbare bron. Dat het niet objectief is, is inherent en er is geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit en de geloofwaardigheid van de partner van eiser. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 4 augustus 20213, waarin is geoordeeld dat bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling in lhbti-zaken de staatssecretaris niet kan volstaan met een enkele verwijzing naar de ontoereikende verklaringen van een vreemdeling en hij kenbaar dient te motiveren hoe hij rekening heeft gehouden met elk van de aangeleverde stukken. Eiser verwijst ook naar de uitspraak van de ABRvS van 10 mei 20174 waaruit blijkt dat overtuigende verklaringen over andere aspecten dan het bewustwordings- en acceptatieproces, zoals het hebben van een relatie, ertoe kunnen leiden dat de geaardheid geloofwaardig wordt geacht, ondanks ontoereikende eigen verklaringen die niet gerechtvaardigd kunnen worden. Ten slotte is ook niet gebleken dat eisers activiteiten en contacten bij Rainbow [locatie] en zijn bezoeken (met zijn partner) aan clubs met gaymensen betrokken zijn bij de beoordeling van zijn asielrelaas
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden en dit ook voldoende heeft gemotiveerd in het voornemen en het bestreden besluit. Verweerder heeft allereerst mogen stellen dat eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd op welke manier hij zich tot mannen voelt aangetrokken. Eiser heeft verklaard dat hij houdt van iemand die attent, zorgzaam en goedgezind is, maar verweerder heeft hierover mogen opmerken dat dit enkel iets zegt over het type waar eiser op valt en niet iets over zijn aantrekkingskracht tot mannen. Verweerder heeft vervolgens doorgevraagd wat het anders maakt bij een man, maar verweerder heeft mogen stellen dat eisers antwoorden vaag en onduidelijk blijven aangezien hij enkel verklaart dat ‘een vrouw een vrouw is en geen man’.
16. Verder heeft verweerder ook mogen vinden dat eiser onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over zijn denkproces over zijn homoseksualiteit en het moment dat hij het gevoel kreeg dat hij homoseksueel was. Wat eiser hierover heeft verklaard hangt samen met zijn eerste relatie, met [C] . Anders dan eiser stelt, heeft verweerder in het voornemen en het bestreden besluit gemotiveerd wat onvoldoende is aan eisers verklaringen hierover. Zo heeft verweerder gemotiveerd dat het onvoldoende is dat eiser stelt dat er veel door hem heen ging ten aanzien van zijn relatie met [C] en dat eiser heeft nagelaten te vertellen om welke specifieke gedachtes het ging. Ook heeft verweerder het onvoldoende mogen vinden dat eiser bij doorvragen aangeeft zich af te vragen of het normaal was wat hij voelde. Verder heeft verweerder mogen vinden dat eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd hoe zijn gevoelens voor [C] zich hebben ontwikkeld. Dat eiser heeft geantwoord dat ze veel dingen hetzelfde zagen is hiervoor onvoldoende concreet. Ook heeft eiser niet geantwoord op de vraag wanneer de vriendschap over ging in gevoelens. Verweerder heeft daarom

3.ECLI:NL:RVS:2021:1754.

4 201700553/ 1.
mogen stellen dat eiser onvoldoende blijk heeft gegeven van authentieke en concrete gedachtes in dit kader. Verder spreekt eiser in de gehoren regelmatig over een tweestrijd die hij heeft ervaren en ervaart, maar verweerder heeft hierover ook mogen opmerken dat eiser dit onvoldoende heeft weten te concretiseren. Zo benoemt eiser de vragen die hij zichzelf in dit verband stelde, maar concretiseert hij niet wat dit met hem persoonlijk deed. Dit terwijl verweerder in de verschillende gehoren herhaaldelijk heeft doorgevraagd over de reden van eisers tweestrijd en de gevoelens die dit bij hem losmaakt.
17. Ook ten aanzien van de andere relaties van eiser met [D] en [B] heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over deze relaties en over hoe hij feitelijke invulling gaf en geeft aan deze relaties. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser onvoldoende concretiseert welke gevoelens hij bij [D] had en dat hij vooral beschrijft hoe [D] zich gedroeg en voordeed. Verder heeft verweerder mogen vinden dat eisers verklaringen over het zorgzame karakter van [D] met bewoordingen als ‘een aantrekkelijk uiterlijk, ‘een goed karakter’ en ‘een heel vriendelijk iemand’ vaag zijn. Ook heeft verweerder mogen vinden dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in de gesprekken die ze hebben gehad. Eiser stelt dat [D] de liefde van zijn leven is en verweerder mocht dan ook meer van eisers verklaringen over hem verwachten. Ook ten aanzien van de relatie met [B] heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser vaag heeft verklaard over wat hij leuk vindt aan [B] en waarom hij een relatie is aangegaan. Dat eiser zegt dat [B] ‘een aardig iemand’ is en ‘een goed hart’ heeft, heeft verweerder vaag mogen vinden.
18. Ten slotte heeft verweerder ook eisers relaas over zijn ontdekking in de snackbar, toen hij [D] zoende, ongeloofwaardig mogen vinden. Verweerder heeft hierover mogen opmerken dat hij het opmerkelijk vindt dat eiser een dergelijk risico heeft genomen, gezien de omstandigheid dat homoseksualiteit in Kameroen strafbaar is en het feit dat eiser een groot risico nam op een openbare plaats waar de kans op ontdekking groot was. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over de invloed die de alcohol op hem heeft gehad in dit
licht ook onvoldoende overtuigend mogen vinden.
De verklaringen van derden en het rapport van LGBT Asylum Support
19. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft mogen stellen dat eiser met de overgelegde verklaringen van derden en het rapport van LGBT Asylum Support zijn gestelde homoseksuele geaardheid niet alsnog geloofwaardig heeft gemaakt. Dergelijke verklaringen en rapporten kunnen op zichzelf bezien zelden leiden tot overtuigend bewijs van een gestelde homoseksuele geaardheid. Onder omstandigheden kan het wel ondersteunend bewijs leveren van de verklaringen van de vreemdeling. Dit is in het bijzonder het geval waar het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag.5 Ten aanzien van de verklaring van [B] , heeft verweerder terecht opgemerkt dat deze zeer summier is en weinig feitelijke informatie bevat. Anders dan eiser stelt heeft verweerder de verklaring van [B] wel benoemd en voldoende meegewogen in de besluitvorming. Ook de verklaringen van de vrienden van eiser heeft verweerder oppervlakkig mogen vinden en ook deze verklaringen bevatten weinig feitelijke informatie. Daarbij heeft verweerder terecht opgemerkt dat de verklaringen niet objectief zijn en dat er daarom ook beperkte waarde aan kan worden gehecht. Verweerder heeft deze verklaringen dan ook onvoldoende mogen vinden om voorbij te gaan aan de ontoereikende verklaringen van eiser zelf en eisers homoseksualiteit geloofwaardig
5 Zie de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS van 4 augustus 2021.
te achten. Ook de stukken waaruit blijkt dat eiser bij activiteiten van Rainbow [locatie] aanwezig is geweest heeft verweerder, anders dan eiser stelt, wel voldoende bij de beoordeling betrokken. Verweerder heeft in het bestreden besluit deze informatie betrokken, maar heeft ook deze stukken onvoldoende mogen vinden om anders te denken over eisers homoseksualiteit. Ook het rapport van LGBT Asylum support heeft ten slotte voor verweerder geen aanleiding hoeven zijn om eisers homoseksualiteit geloofwaardig te vinden. Verweerder heeft op dit rapport voldoende gemotiveerd gereageerd in het verweerschrift en ook ter zitting. Verweerder stelt terecht dat het aan hem is om de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid te onderzoeken en eisers verklaringen te analyseren en niet aan LGBT Asylum Support. Verweerder heeft de bevindingen en interpretaties van eisers verklaringen in de gehoren zoals die blijken uit het rapport dan ook niet over hoeven nemen. Verweerder stelt terecht dat het rapport verder weinig informatie van feitelijke aard geeft over eisers homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft de foto’s in het rapport waaruit blijkt dat eiser bij een bijeenkomst is geweest onvoldoende mogen vinden.
Het arrestatiebevel
20. Ten aanzien van de overgelegde kopie van het arrestatiebevel is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat er maar een beperkte waarde aan gehecht kan worden, omdat het niet op authenticiteit beoordeeld kan worden. Aan dit document kan daarom niet de waarde worden gehecht die eiser graag zou zien en verweerder heeft terecht gesteld dat het onvoldoende is om het oordeel over de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele geaardheid anders te maken.
De geloofwaardigheid van de problemen met Kameroense politieagenten
21. Eiser voert verder aan dat door verweerder niet is erkend dat hij zo goed als mogelijk de vragen van verweerder heeft beantwoord inzake de problemen die hij met de politieagenten heeft gehad. Hij was echter niet bereid en niet in staat om (intieme) details van het gebeuren te vertellen, maar dat was volgens verweerder ook niet nodig. Hij heeft aldus wel bepaalde details waar verweerder naar heeft gevraagd wel degelijk beantwoord. Dat hij geen verdere details heeft kunnen geven betekent ook nog niet dat het niet geloofwaardig zou zijn. Dat verweerder zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig heeft geacht, wil niet zeggen dat de problemen die hij bij de politie heeft ondervonden ook ongeloofwaardig moeten worden geacht.
22. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook de verklaringen van eiser over zijn problemen met Kameroense politieagenten ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Verweerder heeft opgemerkt dat het onduidelijk is wanneer de incidenten hebben plaatsgevonden, welke vrienden aanwezig waren, wie de betrokken politieagenten waren en dat eiser geen concrete beschrijving heeft gegeven. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij meer gedetailleerd over deze problemen verklaarde. Uit de verslagen van de gehoren blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met de emotionele reactie van eiser door eiser ruimte en tijd te geven om te verklaren. Uit het medisch advies over het horen is niet gebleken dat eiser in het geheel niet kan verklaren over bepaalde gebeurtenissen en dit is door eiser ook niet op een andere manier onderbouwd. Ook nadien heeft eiser in de correcties en aanvullingen op de gehoren of in de zienswijze niet meer informatie gegeven over de gestelde problemen. Verweerder heeft de summiere verklaringen van eiser over deze problemen daarom onvoldoende mogen vinden.
Conclusie
23. Verweerder heeft het standpunt mogen innemen dat eiser zijn homoseksualiteit en problemen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en heeft dit standpunt voorzien van een voldoende daadkrachtige motivering. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
24. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 april 2022
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.