ECLI:NL:RBDHA:2022:11352
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- S.J. Hoekstra - van Vliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering en beslag in kort geding met betrekking tot vordering van eiser op rechtspersoon X
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. C.A.D. Oomes, en gedaagde, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. J. Perenboom. Eiser is betrokken bij een ontnemingsprocedure en heeft een vordering op de Hongaarse rechtspersoon '[rechtspersoon X]'. Eiser vordert dat de Staat de hoogte van de vordering aan de Hongaarse autoriteiten aanpast, omdat het beslag is gelegd voor een bedrag van € 1.479.270,-, terwijl het vaststaat dat eiser op basis van een eerder arrest slechts € 469.207,- moet betalen. Eiser stelt dat hij zijn aandelen in '[rechtspersoon X]' wil verkopen, maar dat het beslag op de aandelen deze verkoop belemmert. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Staat niet verplicht is om de vordering aan te passen voordat het confiscatiebevel wordt uitgevaardigd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om op korte termijn aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten.