ECLI:NL:RBDHA:2022:11358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
NL22.21258 en NL22.21314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en beroep tegen overdrachtsbesluit in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1995 en van Nigeriaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van 17 oktober 2022, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De staatssecretaris heeft op 24 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgeheven, waarna de eiser akkoord ging met schriftelijke afdoening van het beroep. De rechtbank heeft het onderzoek op 26 oktober 2022 gesloten.

De rechtbank overweegt dat er geen nieuw overdrachtsbesluit is gebleken, anders dan het besluit van 31 augustus 2022, waartegen de eiser al eerder beroep had ingesteld. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL22.17259 en had geleid tot een mondelinge uitspraak op 7 oktober 2022. De rechtbank concludeert dat het indienen van een tweede beroep tegen hetzelfde besluit zinledig is en verklaart het beroep tegen het overdrachtsbesluit niet-ontvankelijk.

Wat betreft de schadevergoeding, oordeelt de rechtbank dat de maatregel van bewaring rechtmatig was opgelegd en dat er geen aanleiding is om schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21314 en NL22.21258

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.B.G.T. von Bóné),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 24 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 24 oktober 2022 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 25 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 26 oktober 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1995 en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn.
Het beroep tegen het overdrachtsbesluit
2. De rechtbank overweegt dat uit de stukken niet is gebleken van een overdrachtsbesluit, anders dan het besluit van 31 augustus 2022. Tegen dat besluit heeft eiser al eerder beroep ingediend, welk beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL22.17259, en waarin op 7 oktober 2022 door de rechtbank mondeling uitspraak is gedaan. Eiser en zijn gemachtigde hebben zelf besloten niet te verschijnen ter zitting. De uitspraak is op 20 oktober 2022 verstuurd aan partijen. Het voor een tweede maal indienen van een beroep tegen hetzelfde besluit is zinledig. De rechtbank zal het beroep tegen het overdrachtsbesluit daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Het beroep tegen de maatregel van bewaring
3. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
4. Eiser voert aan dat hij en zijn gemachtigde niet op de hoogte waren van de uitspraak in zijn beroep tegen het overdrachtsbesluit. De gang van zaken is in strijd met de goede procesorde. Eiser stelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd, omdat er nog geen uitspraak op zijn beroepsprocedure in gezag van gewijsde is gegaan.
5. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de gang van zaken, zoals beschreven in rechtsoverweging 2, in strijd is met de goede procesorde. Verder is niet gebleken dat eiser hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van 7 oktober 2022. Al had eiser dit wel gedaan, zou dit geen schorsende werking hebben. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de maatregel van bewaring rechtmatig aan eiser is opgelegd. Ook kunnen de(ze) gronden niet leiden tot vernietiging van de maatregel van bewaring.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het overdrachtsbesluit (zaaknummer NL22.21314) niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de maatregel van bewaring (zaaknummer NL22.21258) ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.