ECLI:NL:RBDHA:2022:11361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
NL22.3500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onjuiste nationaliteitsinformatie en EU-vis registratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische man met ook de Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser onjuiste informatie had verstrekt over zijn nationaliteit. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 maart 2022, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op gegevens uit het Visum Informatie Systeem (EU-vis), waaruit bleek dat eiser een visum had aangevraagd met zijn Algerijnse paspoort. Eiser had aangevoerd dat hij alleen de Syrische nationaliteit had en dat het Algerijnse paspoort vals was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat de informatie uit EU-vis onjuist was. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden had vastgesteld dat eiser onjuiste informatie had verstrekt en dat hij in het bezit was van twee nationaliteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3500

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

ProcesverloopBij besluit van 24 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.3501, op 24 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [1987] en heeft de Syrische en Algerijnse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Syrië heeft verlaten omdat hij zijn dienstplicht niet wil vervullen. Bij terugkeer vreest eiser om opgepakt te worden en alsnog de dienstplicht te moeten vervullen of veroordeeld te worden omdat hij de dienstplicht heeft ontvlucht. Verder heeft eiser Syrië verlaten vanwege de algemene oorlogssituatie.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder het relevante element identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder stelt dat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt ten aanzien van zijn nationaliteit. Naar aanleiding van een treffer in het Visum Informatie Systeem van de EU (EU-vis) is gebleken dat eiser bij de Franse ambassade in Algerije een visum heeft aangevraagd met zijn Algerijnse paspoort. Omdat het resultaat van EU-vis op basis van biometrie, unieke vingerafdrukken is gebaseerd, is er geen twijfel dat eiser dat visum heeft aangevraagd. Ook blijkt uit het visumdossier dat eiser is geboren in Syrië, maar in Algerije woont. De verklaring van eiser dat hij alleen de Syrische nationaliteit heeft, komt volgens verweerder niet overeen met de informatie uit het visumdossier. Ook heeft eiser zijn verklaring dat het Algerijnse paspoort vals is, niet onderbouwd. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden verwacht dat de Franse autoriteiten, ten behoeve van het verlenen van een visum, gedegen onderzoek hebben gedaan naar het Algerijnse paspoort. Verder stelt verweerder dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het visum. Verweerder stelt tevens dat, voor zover hij gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer naar Syrië, hij naar Algerije kan terugkeren.
Gronden beroep
3. Eiser betwist de juistheid dan wel de zorgvuldigheid van de bevraging in EU-vis en voert aan dat de argumentatie van verweerder geen stand kan houden. Volgens eiser maakt het onderscheid tussen artikel 21 en 22 van de Verordening (EG) nummer 767/2008
(VIS-verordening) [1] niet dat de zorgvuldigheid van de bevraging vaststaat. Bij de zoekactie van de bevraging staat namelijk uitsluitend dat het is gedaan op biometrie, maar niet duidelijk is op basis van welke biometrische gegevens de bevraging heeft plaatsgevonden. Dit maakt het voor eiser niet inzichtelijk en controleerbaar. Daarnaast is bevraging 2 gebrekkig omdat er geen verdere details en ook niet diverse gegevens als bedoeld in artikel 22 van de VIS-verordening zijn ingevuld. Dit maakt dat de Franse autoriteiten hun registratieverplichting niet nakomen waardoor de betrouwbaarheid in het geding is. Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom moet worden uitgegaan van de bevragingen. Ook meent eiser dat het op de weg van verweerder ligt om de extra nationaliteit van eiser aannemelijk te maken. Temeer daar een dubbele nationaliteit een uitzondering is en de Syrische identiteit en nationaliteit niet wordt betwist, aldus eiser.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat uit EU-vis is gebleken dat eiser naast de Syrische nationaliteit, de Algerijnse nationaliteit bezit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [2] mag verweerder in beginsel, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, uitgaan van de juistheid en zorgvuldigheid van de registratie in EU-vis. Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat de informatie daaruit onjuist is. Eiser heeft niet met documenten of op een andere manier aangetoond dat de informatie uit EU-vis niet juist is. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd waaruit volgt dat er getwijfeld moet worden aan de juistheid van de registratie door de Franse autoriteiten. De enkele stelling dat het onduidelijk is op grond van welke biometrische gegevens het visum is afgegeven, is onvoldoende. Verweerder heeft toegelicht dat op grond van de bevraging met toepassing van artikel 22 van de VIS-verordening naar voren is gekomen dat het visum is verstrekt en dat die bevraging op basis van biometrie heeft plaatsgevonden. Uit dit artikel volgt dat dergelijke bevraging in beginsel op basis van vingerafdrukken geschiedt. Uit het dossier van eiser blijkt ook dat bevraging 2 is gebaseerd op zijn vingerafdrukken. Vingerafdrukken zijn uniek en persoonsgebonden en eiser heeft niet bestreden of onderbouwd dat de gebruikte vingerafdrukken niet van hem zijn. Dat bevraging 2 niet volledig is ingevuld en er daarom niet van kan worden uitgegaan, volgt de rechtbank niet. Het enkele gegeven dat niet alle gegevens zijn ingevuld, maakt niet dat op basis daarvan de conclusie moet worden getrokken dat de Franse autoriteiten hun registratieverplichting niet zijn nagekomen. Gelet op de stukken in het dossier, op basis waarvan het visum is afgegeven, overweegt de rechtbank dat kan worden uitgegaan van de gekoppelde gegevens waarvan de vingerafdrukken het belangrijkste gegeven vormen. Eiser is niet in zijn bewijslast geslaagd. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat het op de weg van verweerder ligt om de extra nationaliteit van eiser aannemelijk te maken. Nu verweerder heeft kunnen uitgaan van de bevraging in EU-vis, is terecht aan eiser tegengeworpen dat hij onjuiste informatie heeft verschaft over zijn nationaliteit en in het bezit is van twee nationaliteiten. Het feit dat verweerder de Syrische identiteit en nationaliteit niet betwist, maakt het oordeel niet anders omdat dat niets zegt over dat eiser niet ook over de Algerijnse nationaliteit kan beschikken.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn nationaliteit en dat eiser in het bezit is van twee nationaliteiten.
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen lidstaten van gegeven op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219) in samenhang bezien met de uitspraak van de ABRvS van 28 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:661).