In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een persoon met de Syrische en Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 24 februari 2022, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 24 maart 2022, maar de verzoeker en zijn gemachtigde, mr. M. Weerman, waren niet verschenen. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. G.J. Dijkman. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter de zaak samen met een andere zaak (NL22.3500) behandeld. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de andere zaak, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. S. Sari. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.