ECLI:NL:RBDHA:2022:1140
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij bijstandsverlaging wegens onvoldoende medewerking aan gesprekken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens bijstandsuitkering was verlaagd. De verlaging van de bijstandsuitkering met 100% voor de duur van twee maanden was het gevolg van onvoldoende medewerking van verzoekster aan gesprekken met de gemeente, die onderdeel zijn van de Participatiewet. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 december 2021, waarin de verlaging was vastgesteld, en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 19 januari 2022, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, gezien de financiële situatie van verzoekster. De rechter heeft vervolgens de omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de gesprekken die verzoekster had gehad met de gemeente. Het bleek dat verzoekster tijdens een gesprek op 2 december 2021 had geweigerd om vragen van de consulent te beantwoorden, wat volgens de gemeente een reden was voor de verlaging van de bijstandsuitkering.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en dat de gemeente terecht de bijstandsuitkering had verlaagd. De rechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de verlaging naar verwachting in bezwaar zal standhouden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.