ECLI:NL:RBDHA:2022:11474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL22.16602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, maar de rechtbank oordeelde dat de overdrachtstermijn was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdrachtstermijn op 15 april 2022 is gaan lopen en dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn aan de Italiaanse autoriteiten is overgedragen. Eiser had eerder een verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken, waardoor de werking van het bestreden besluit niet was opgeschort. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16602
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759 (zevenhonderdnegenenvijftig euro).

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat de overdrachtstermijn is gaan lopen op 15 april 2022, de datum van het fictieve claimakkoord. Dit betekent dat verweerder tot en met 15 oktober 2022 de gelegenheid had om eiser over te dragen aan de Italiaanse autoriteiten, tenzij de overdrachtstermijn op enig moment is opgeschort. [1] Eiser heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op 29 augustus 2022 ingetrokken. De werking van het bestreden besluit is dus niet door een voorlopige voorziening opgeschort. [2] Ook anderszins is niet gebleken dat de overdrachtstermijn is gestuit.
2. Nu eiser niet binnen de overdrachtstermijn is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, is Nederland verantwoordelijk geworden voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Hij dient opgenomen te worden in de nationale procedure. Verweerder heeft dit ter zitting beaamd. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook niet af kunnen wijzen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie artikel 29, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening).
2.Zie artikel 27, derde lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening.