ECLI:NL:RBDHA:2022:11477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL22.2974 en NL22.2976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van een gezin met minderjarig kind onder de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedures van een gezin, bestaande uit twee eisers en hun minderjarige dochter, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werden door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen omdat Italië verantwoordelijk is, en dat er een terugnameverzoek naar Italië was verstuurd dat niet tijdig was beantwoord.

Tijdens de zitting op 29 maart 2022, waar eisers bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eisers gehoord. Eisers voerden aan dat de opvang in Italië niet voldeed aan de eisen en dat zij vrezen gedwongen te worden zich te laten vaccineren tegen COVID-19, wat hun lichamelijke integriteit zou schenden. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat de opvangvoorzieningen in Italië niet structureel tekortschieten. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden aantonen dat hun situatie afweek van de algemene situatie in Italië, waar het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is.

De rechtbank heeft ook de zorgen van eisers over de Green Pass en de toegang tot de asielprocedure beoordeeld, maar oordeelde dat de regels omtrent vaccinatie en toegang voor alle burgers in Italië gelden en dat eisers zich in Italië kunnen wenden tot de autoriteiten als zij problemen ondervinden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eisers ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2022 en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.2974 en NL22.2976
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser] en [eiseres]
mede namens hun minderjarige dochter [A], eisers.
V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluiten van 21 februari 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de zaken NL22.2975 en NL22.2977, plaatsgevonden op 29 maart 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Daudu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben eerder asielaanvragen ingediend die niet in behandeling zijn genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening1 verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen.2 In dit geval heeft verweerder op 22 augustus 2019 een terugnameverzoek naar Italië verstuurd. Italië heeft hier niet tijdig op gereageerd, waardoor het (fictieve) claimakkoord op 11 september 2019 is komen vast te staan. Op 28 november 2019 heeft verweerder medegedeeld dat de overdracht wordt uitgesteld op grond van artikel
27, derde lid, van de Dublinverordening, omdat de beroepen van eisers zijn aangehouden, de voorlopige voorzieningen zijn toegewezen en de bestreden besluiten geschorst. Deze zaken zijn aangehouden omdat de rechtbank in afwachting was van een uitspraak van het Europese
1. Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2 Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de overdracht van bijzonder kwetsbare vreemdelingen aan Italië op grond van de Dublinverordening. Het EHRM heeft op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak M.T. tegen Nederland.3
2. Op 3 november 2021 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de aangehouden zaken van eisers, de beroepen zijn ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar het arrest M.T. tegen Nederland heeft de rechtbank toen geoordeeld dat verweerder mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië en dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eisers zijn volgens de rechtbank bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel4, maar dit betekent niet dat verweerder ten aanzien van eisers schriftelijke garanties had moeten vragen aan de Italiaanse autoriteiten voorafgaande aan de overdracht. Ook ziet de rechtbank geen bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan verweerder de aanvragen van eisers in behandeling had moeten nemen. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de belangen van [A] , het minderjarige kind van eisers en dat zij al twee jaar in Nederland verblijft en banden heeft opgebouwd met dit land. De rechtbank heeft ten aanzien van deze omstandigheden geen onevenredige hardheid aangenomen. De uitspraak van de rechtbank is in hoger beroep bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).5
3. Op 17 november 2021 heeft verweerder een aankondiging gestuurd voor de overdracht van eisers aan Italië die gepland stond op 26 januari 2022. Deze overdracht is niet doorgegaan, omdat eisers de coronatest hebben geweigerd. Eisers hebben op 24 januari 2022 herhaalde asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft ook deze aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers.6 Dit besluit van verweerder ligt ter toetsing voor bij de rechtbank.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Eisers stellen dat de opvang in Italië niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden zoals beschreven in het arrest Tarakhel. Hiervoor verwijzen eisers naar een brief met bijlagen van Vluchtelingenwerk Nederland van 18 februari 2022. Deze brief bevat informatie over de situatie in Italië sinds augustus 2021. Volgens eisers blijkt uit de informatie in de brief dat Dublinterugkeerders in Italië geen toegang krijgen tot opvang, omdat de maximale opvangcapaciteit is bereikt. Er wordt nu steeds vaker structureel gebruik gemaakt van de noodopvangplekken. Daarnaast is het volgens eisers niet mogelijk om te klagen bij de Italiaanse autoriteiten.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het EHRM heeft in de uitspraken van 23 maart 20217 en 27 mei 20218 geoordeeld dat Dublinclaimanten, ook als zij (bijzonder) kwetsbaar zijn, in Italië in het asielsysteem worden opgenomen en recht hebben
3 ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
4 Tarakhel t. Zwitserland van het EHRM van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
5 Zie de uitspraak van de ABRvS van 7 december 2021, 202107065/ 1/ V1.
6 Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
7 M.T. t. Nederland van het EHRM van 23 maart 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
8 A.B. t. Finland van het EHRM van 27 mei 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0402DEC004110019.
op opvang. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat in hun geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. In bovengenoemde uitspraken van het EHRM is geoordeeld dat ook ten aanzien van (bijzonder) kwetsbare personen nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In de brief van Vluchtelingenwerk Nederland die eisers hebben meegestuurd staat onder meer dat het in Milaan moeilijk is om opvang te krijgen, omdat het plaatselijke systeem de maximumcapaciteit heeft bereikt. De situatie die hier beschreven wordt is een plaatselijke en tijdelijke situatie. Uit dit overgelegde stuk blijkt niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Italië. Uit de omstandigheid dat er migranten geplaatst worden in
speciale (nood)opvangsysteem blijkt dit ook niet. Eisers hebben verder ook niet onderbouwd op grond waarvan de opvang zoals beschreven in de brief, niet meer in overeenstemming is met de arresten van het EHRM. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dan wel artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Mochten eisers problemen ervaren met de opvang in Italië, moeten zij zich wenden tot de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eisers niet willen of kunnen helpen of dat klagen bij voorbaat geen zin zal hebben. De enkele stelling van eisers dat klagen niet mogelijk is, is onvoldoende onderbouwd. Ook blijkt niet dat eisers al eerder hebben geprobeerd zich te wenden tot de Italiaanse autoriteiten om te klagen. De beroepsgrond slaagt niet.
Green Pass
7. Eisers voeren verder aan dat zij vrezen bij overdracht te worden gedwongen zich te laten vaccineren tegen het coronavirus. Dit gaat volgens eisers in tegen hun lichamelijke integriteit. Eisers wijzen verder op de Green Pass-paradox. De Green Pass is een Italiaans vaccinatiebewijs. Dit bewijs moet worden getoond om toegang te krijgen tot lokale instelling in Italië. Deze instellingen zijn echter volgens eisers niet toegankelijk zonder
Green Pass. Er is dus sprake van een vicieuze cirkel waar eisers in terecht zullen komen. Het vaccinatiebewijs is dus in de praktijk niet te verkrijgen, waardoor eisers dreigen te worden uitgesloten van het maatschappelijke leven, aldus eisers.
8. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat eisers zullen worden gedwongen zich te laten vaccineren op grond waarvan hun lichamelijke integriteit wordt geschonden. De van overheidswege opgelegde regels die verband houden met corona gelden voorts voor alle burgers in Italië, er wordt ten aanzien van de vaccinaties en het gevoerde beleid geen onderscheid gemaakt tussen Dublinclaimanten en andere personen die in Italië verblijven. Indien eisers het niet eens zijn met de regels dan kunnen zij daar in Italië een procedure tegen aanspannen.
9. De rechtbank kan voorts uit de door eisers overgelegde informatie (de brief van Vluchtelingenwerk Nederland, een artikel van InfoMigrants met de titel ‘Italy: Rights groups sound alarm over ‘Green Pass Paradox’ for undocumented migrants en een artikel van Euobserver met de titel ‘Loophole: Italy’s vaccinated migrants can’t get Covid pass) niet afleiden dat eisers zullen worden uitgesloten van het maatschappelijk leven. Ook blijkt uit deze informatie niet dat de werkwijze rondom het verkrijgen van een Green Pass de
toegang tot de asielprocedure belemmert. Dat zich problemen kunnen voordoen bij het verkrijgen van een Green Pass is een aanname die niet is gebaseerd op feiten. Verweerder heeft op zitting onder verwijzing naar de overgelegde informatie uitgelegd dat met een STP (een regionale gezondheidskaart voor tijdelijk verblijvende buitenlanders) een Green Pass kan worden verkregen, en de rechtbank kan uit de overgelegde informatie niet afleiden dat deze uitleg niet juist is.
Termijnen
10. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat verweerder een juiste toepassing heeft gegeven aan de in artikel 29, eerste lid, in samenhang met artikel 27, derde lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening neergelegde termijnen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de overdrachtstermijn nog niet is verstreken. In punt 5 van de considerans van de Dublinverordening staat onder meer vermeld dat de methode van de Dublinverordening de doelstelling van een snelle behandeling van asielaanvragen niet mag ondermijnen. Dit roept de vraag op hoe de in de Dublinverordening neergelegde termijnen zich verhouden tot de situatie van eisers die al tweeënhalf jaar in procedure zijn zonder dat hun asielaanvraag in behandeling is genomen. Deze vraag is op zitting door de rechtbank opgeworpen. Eisers hebben dit punt dus niet zelfstandig op zitting naar voren gebracht. De rechtbank is van oordeel dat dit punt voor eisers niet kan leiden tot een andere uitkomst van het thans aan de orde zijnde beroep. Het gaat hier om de beoordeling van de rechtmatigheid van een beslissing op een nieuwe aanvraag die pas onlangs is gedaan en er sprake is van een situatie waarin verweerder feitelijk tot overdracht had willen overgaan, maar deze geen doorgang heeft kunnen vinden vanwege de keuze van eisers om zich niet te laten testen op corona. De rechtbank laat vorengenoemde rechtsvraag daarom onbesproken.
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 april 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.