ECLI:NL:RBDHA:2022:11480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL22.3943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 28 maart 2022 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, omdat de uiterste overdrachtsdatum was verstreken. Hierdoor was de Staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van eiseres.

Tijdens de zitting op 29 maart 2022 is eiseres, samen met haar gemachtigde, niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat, aangezien het bestreden besluit was ingetrokken, eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank verklaarde het beroep dan ook niet-ontvankelijk.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de proceskosten vergoed moeten worden. Aangezien de Staatssecretaris door de intrekking van het besluit tegemoet was gekomen aan het beroep van eiseres, werd hij veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 759,00. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2022.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3943

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Lavell),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft het bestreden besluit op 28 maart 2022 ingetrokken.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit op 28 maart 2022 ingetrokken, omdat de uiterste overdrachtsdatum is verstreken. Hiermee is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Verweerder zal een nieuwe beslissing nemen op de aanvraag van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank verklaart het beroep nietontvankelijk.
2. Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen. Verweerder is door de intrekking van het bestreden besluit tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres, daarom is er een reden om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
zaaknummer: NL22.3943 2
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 8:75 en 8:75a van de Awb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
zaaknummer: NL22.3943 3
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 april 2022
Mr. B. Fijnheer
Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
E. Mulder
Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.