ECLI:NL:RBDHA:2022:11483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL22.3962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat Spanje niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat hij als kwetsbaar persoon medische zorg nodig heeft die in Spanje niet gegarandeerd kan worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder voldoende heeft onderbouwd waarom Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Spanje. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in Spanje, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd dat zijn medische situatie een bijzondere behandeling vereist die niet door de Spaanse autoriteiten kan worden geboden.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2022, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3962
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.N. Ali), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de zaak NL22.3963, plaatsgevonden op 29 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. El Mathari. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder op 31 augustus 2021 een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft hier niet tijdig op gereageerd waardoor het (fictieve) claimakkoord op 3 september 2021 is komen vast te staan.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel en bijzonder kwetsbaar persoon
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser verwijst daarbij naar het Country Report: Spain 2020 Update van AIDA van 25 maart 2021 (het AIDA-rapport) en voert aan dat
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
verweerder op basis van dit rapport erkent dat de opvangvoorzieningen vatbaar zijn voor verbetering, maar dat geen sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Verweerder legt dit verder niet uit. Verweerder heeft verder ook niet duidelijk gemaakt wat onder een effectief rechtsmiddel wordt verstaan. Het bestreden besluit is mede hierom onvoldoende gemotiveerd. Eiser vindt verder dat hij in Spanje te maken zal krijgen met discriminatie en willekeurige detentie bij overdracht. Er zal sprake zijn van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 13 juli 2021.
3. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Het ligt dus op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat asielzoekers een reëel risico zullen lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 EVRM of 4 Handvest.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. In het bestreden besluit heeft verweerder door de verwijzing naar het arrest Jawo3 in voldoende mate uitgelegd waarom in dit geval geen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen die zo die aanwezig zijn grond moeten vormen voor het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Ook heeft verweerder geen verdere uitleg hoeven geven over wat onder een effectief rechtsmiddel wordt verstaan nu de rechtspraak hierover duidelijk is en eiser deze beroepsgrond ook niet verder concretiseert. Eiser heeft verder niet op basis van het overgelegde AIDA-rapport en andere landeninformatie aannemelijk gemaakt dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen, zoals bedoeld in het arrest Jawo. Doordat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend in Spanje is ook niet op basis van zijn eigen ervaringen vast te stellen dat van enige tekortkoming sprake is. Dat eiser in Spanje te maken zal krijgen met detentie en discriminatie, heeft eiser niet nader onderbouwd. Eiser legt ook niet uit waarom de hiervoor aangehaalde uitspraak van de rechtbank op zijn situatie van toepassing is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval bij terugkeer naar Spanje sprake is van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er vanuit worden gegaan dat Spanje handelt in lijn met de internationale verplichtingen. Mocht eiser in Spanje problemen ervaren met opvang dan zal hij zich moeten wenden tot de Spaanse autoriteiten. De stelling van eiser dat hij niet weet hoe hij dit moet doen en tot welke Spaanse autoriteiten hij zich moet wenden, vormt geen omstandigheid dat niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om zich op de hoogte te stellen van de procedure die hij moet volgen. Niet is gebleken dat hij in Spanje hierbij niet door de autoriteiten dan wel door andere instanties die zich met asielzoekers bezig houden, geholpen zal worden. Bovendien is in dit geval sprake van een claimakkoord wat betekent dat Spanje garandeert dat een door eiser ingediende asielaanvraag in behandeling zal worden genomen. De beroepsgronden slagen niet.
3 Jawo t. Duitsland van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 maart 2019, C- 163/17.
Medische situatie
5. Eiser stelt verder dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt omdat hij herstellende is van een gebroken been. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn medische klachten zijn patiëntendossier en een afdruk dossieronderdeel van de spoedeisende hulp overgelegd. Verweerder had gelet op de medische omstandigheden van eiser aan de Spaanse autoriteiten garanties moeten vragen voor zijn overdracht, zodat hij er zeker van is dat hij in Spanje behandelingen zal krijgen voor zijn gebroken been, aldus eiser. Verweerder had deze garanties ook moeten vragen, omdat de opvangvoorzieningen in Spanje voor verbetering vatbaar zijn. Het is dus niet duidelijk dat eiser in Spanje behandeld zal worden voor zijn klachten.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder heeft in de omstandigheid dat eiser een gebroken been heeft geen aanleiding hoeven zien om ten aanzien van de opvang garanties aan Spanje te vragen. Het gaat hier om een (tijdelijke) medische beperking waarvan eiser niet heeft aangetoond dat er wat betreft opvang sprake is van bijzondere behoefte waar de Spaanse autoriteiten zonder garanties niet in zullen voorzien. Eiser is gelet hierop geen bijzonder kwetsbaar persoon. Verweerder heeft er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mogen gaan dat eiser in Spanje voor zijn klachten medisch kan worden behandeld. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat dit uitgangspunt onjuist is. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is voor zijn behandeling. Voor zover eiser stelt dat de feitelijke overdracht niet mogelijk is vanwege zijn medische omstandigheden, verwijst de rechtbank naar de drempel die hiervoor is neergelegd in het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië4. Deze drempel wordt pas bereikt wanneer sprake is van een 'ernstige mentale of lichamelijke aandoening en de Dublinoverdracht op zichzelf aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen heeft voor zijn gezondheidstoestand’. Hiervan is in dit geval geen sprake. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Eiser stelt dat hij in Spanje slachtoffer is geworden van mensenhandel. Zo verklaart eiser dat hij is uitgebuit. Hij heeft gewerkt waarvoor hij niet is betaald. Ook heeft eiser aangevoerd dat de broer van zijn (ex-)vriendin in Spanje naar hem op zoek is en dat hij vreest voor eerwraak.
8. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat hier geen sprake is van bijzonder individuele omstandigheden die moeten leiden tot het in behandeling nemen van de aanvraag. Eiser had in Spanje aangifte moeten doen van mensenhandel. Omdat de gestelde mensenhandel zich in Spanje heeft voorgedaan is dit land ook het meest aangewezen land om aangifte te doen. Ook ten aanzien van de gestelde eerwraak dient eiser zich te wenden tot de Spaanse autoriteiten. Als hiervan sprake is dient hij hiervan aangifte te doen en te vragen om bescherming bij de Spaanse autoriteiten. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4 C.K. e.a. tegen Slovenie van het HvJEU van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 april 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.