ECLI:NL:RBDHA:2022:11485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdracht van asielzoeker naar Duitsland en de rechtsgeldigheid van het overdrachtsbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een overdrachtsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een asielzoeker, was op 22 februari 2022 staande gehouden in Nederland en in bewaring gesteld. Op 25 februari 2022 heeft de Staatssecretaris een claimverzoek aan de Duitse autoriteiten gestuurd, welke op 1 maart 2022 werd geaccepteerd. Op 2 maart 2022 werd het overdrachtsbesluit genomen, waartegen eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 29 maart 2022 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M.O. Wattilete, was wel aanwezig.
Eiser betoogde dat het overdrachtsbesluit onterecht was genomen en dat dit besluit enkel voor vertraging zorgde. Hij stelde dat hij op het moment van zijn aanhouding direct terug wilde keren naar Duitsland, waar hij een treinretour had en voldoende middelen om terug te keren. Eiser meende dat het besluit in strijd was met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, omdat hij onnodig lang van zijn vrijheid was beroofd.
De rechtbank oordeelde dat, aangezien eiser zijn asielverzoek in Nederland had ingetrokken, het overdrachtsbesluit als een kennisgeving aan eiser gold dat hij zou worden overgedragen aan Duitsland. De rechtbank vond geen reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het genomen besluit en oordeelde dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet leidden tot een schending van de genoemde beginselen. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.