ECLI:NL:RBDHA:2022:11491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/09/636378 / JE RK 22-2105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01], en de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder van [minderjarige01] heeft recent een positieve ontwikkeling doorgemaakt en verblijft samen met haar kind in een moeder-kindhuis. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing ingetrokken, omdat de moeder en het kind nu samen zijn en de moeder zich inzet voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft bij de minderjarige om toezicht te houden op de ontwikkeling en hechting. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid van verdere ondersteuning voor de moeder om haar opvoedvaardigheden te verbeteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en dat de moeder de komende periode moet laten zien dat zij haar positieve ontwikkeling kan voortzetten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/636378 / JE RK 22-2105
Datum uitspraak: 21 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling
Machtiging tot uithuisplaatsing; niets meer te beslissen
in de zaak naar aanleiding van het op 10 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige01] s, geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 10 oktober 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 10 oktober 2022 tot 24 oktober 2022 en is voor dezelfde duur machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 10 oktober 2022.
Op 21 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de Raad;
- mevrouw [naam02] en mevrouw [naam03] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder (via telefonische verbinding);
- mevrouw [naam04] , begeleider van het Babyhuis (via telefonische verbinding).

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
- [minderjarige01] verblijft feitelijk met de moeder in een moeder-kindhuis in [plaats01] .
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Ter zitting heeft de Raad het verzoek gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om [minderjarige01] onder toezicht te stellen voor de periode van één jaar. Daarnaast heeft de Raad het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing ingetrokken.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De moeder is ongepland zwanger geraakt van [minderjarige01] . Zij was voornemens om hem ter adoptie af te staan. De moeder achtte zichzelf niet in staat om een kind op te voeden, vanwege haar mentale gesteldheid en het feit dat zij dakloos was. De moeder is echter teruggekomen van dit besluit. Zij denkt – met ondersteuning – wel in staat te zijn om de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] op zich te nemen. De moeder heeft een steunend netwerk en heeft weer geloof in haar eigen mogelijkheden als moeder. Op 7 oktober 2022 heeft er een intakegesprek plaatsgevonden bij een moeder-kindhuis in [plaats01] , te weten bij het Babyhuis. Inmiddels zijn de moeder en [minderjarige01] daar geplaatst. Er wordt gezien dat de moeder een positieve ontwikkeling doormaakt en hard werkt om een stabiel leven te krijgen. Gelet op de recente ontwikkelingen verzoekt de Raad om [minderjarige01] onder toezicht te stellen voor de periode van één jaar. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer toezicht houdt op de ontwikkeling en hechting van [minderjarige01] . Daarnaast is het belangrijk dat de moeder de hulp krijgt die zij nodig heeft om een stabiel leven voor zichzelf te creëren. Aangezien de moeder en [minderjarige01] samen in het moeder-kindhuis verblijven, is een machtiging uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk. Dat verzoek wordt dan ook ingetrokken.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De moeder heeft zich positief ontwikkeld en ook met [minderjarige01] gaat het goed. Het is wel belangrijk dat de gecertificeerde instelling het komende jaar betrokken blijft om zicht te houden op [minderjarige01] en aan te sturen waar nodig.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder geeft aan een goed contact te hebben met de jeugdbeschermer. Zij vindt het fijn als de hulpverlening betrokken blijft. De moeder werkt hard aan zichzelf en gaat ook aan de slag met budgetbeheer. De moeder is voornemens om in [plaats01] te blijven en gaat zich dan ook inschrijven bij de gemeente en de woningbouw.
De begeleider van de moeder heeft naar voren gebracht dat een gemiddeld verblijf bij het Babyhuis vier tot zes maanden duurt. Wel is er een uitloop mogelijk naar negen maanden. Het Babyhuis is ook gericht op behandeling. De behandeling ziet niet alleen op de hechtingsrelatie tussen moeder en kind, maar ook op het sterker maken van moeder als persoon. Daarvoor wordt EMDR ingezet om de trauma’s van de moeder aan te pakken, evenals cognitieve gedragstherapie voor de opvoedvaardigheden van de moeder.

Beoordeling

Bevoegdheid rechtbank
De kinderrechter oordeelt allereerst dat zij bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. Hoewel de moeder ten tijde van de mondelinge behandeling in [naam05] verblijft, verbleef zij op het moment van de indiening van het verzoek in [plaats02] . Daarnaast hebben alle betrokkenen aangegeven akkoord te zijn met een behandeling van het verzoek bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank Den Haag is daarom bevoegd om over dit verzoek te oordelen. Ten overvloede merkt de kinderrechter wel op dat een eventueel volgend verzoek bij de rechtbank Rotterdam aanhangig moet worden gemaakt, mits de moeder dan nog in [plaats01] of elders binnen het arrondissement Rotterdam woonachtig is.
Inhoudelijke behandeling
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De moeder heeft de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zij werkt hard aan zichzelf en wil de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] uiteindelijk weer zelfstandig dragen. Sinds kort verblijven [minderjarige01] en de moeder in een moeder-kindhuis in [plaats01] . Aangezien de positieve ontwikkeling nog pril is, acht de kinderrechter het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige01] betrokken blijft. De jeugdbeschermer houdt toezicht op de ontwikkeling van [minderjarige01] en ziet toe op de hechtingsrelatie tussen [minderjarige01] en de moeder. Daarnaast is het belangrijk dat er de komende tijd zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder en dient er gestart te worden met individuele hulpverlening voor de moeder. Het is belangrijk dat de moeder haar leven op orde krijgt, zodat zij uiteindelijk weer zelf voor [minderjarige01] kan zorgen. In het moeder-kindhuis zal er voltijd zicht zijn op de moeder en [minderjarige01] en kan de moeder de begeleiding en behandeling ontvangen die ze nodig heeft. Het is van belang dat zij de komende periode laat zien dat ze haar positieve ontwikkeling vast kan houden en tegemoet kan komen aan de opvoedbehoeften van [minderjarige01] . Aangezien daar nog de nodige stappen voor gezet moeten worden, acht de kinderrechter de verzochte termijn van één jaar passend en geboden.
Nu het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing ter zitting is ingetrokken, stelt de kinderrechter vast dat er ten aanzien van dat verzoek niets meer te beslissen is.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 21 oktober 2022 tot 21 oktober 2023 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2022 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.