ECLI:NL:RBDHA:2022:11491
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01], en de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder van [minderjarige01] heeft recent een positieve ontwikkeling doorgemaakt en verblijft samen met haar kind in een moeder-kindhuis. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing ingetrokken, omdat de moeder en het kind nu samen zijn en de moeder zich inzet voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft bij de minderjarige om toezicht te houden op de ontwikkeling en hechting. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid van verdere ondersteuning voor de moeder om haar opvoedvaardigheden te verbeteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en dat de moeder de komende periode moet laten zien dat zij haar positieve ontwikkeling kan voortzetten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.