ECLI:NL:RBDHA:2022:11493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/09/636083 / JE RK 22-2061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ontwikkelingsachterstand

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige01] waren groot, maar de kinderrechter constateert een positieve ontwikkeling bij de moeder en de voortgang van het thuisplaatsingstraject. De kinderrechter benadrukt het belang van een zorgvuldige en stapsgewijze thuisplaatsing, waarbij het tempo van [minderjarige01] leidend moet zijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 27 oktober 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 27 januari 2023. Dit is noodzakelijk om de ontwikkeling van [minderjarige01] te blijven monitoren en om de omgang met de vader te regelen. De ouders zijn momenteel niet in staat om dit zelfstandig te regelen, waardoor de betrokkenheid van de jeugdbeschermer essentieel blijft. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/636083 / JE RK 22-2061
Datum uitspraak: 21 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 4 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
bijgestaan door advocaat: mr. E.L. de Craen te ’s-Gravenhage,

[naam01] en [naam02] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, d.d. 6 oktober 2022.
Op 21 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam03] en mevrouw [naam04] namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder;
- de vader, ondersteund door de tolk mevrouw [tolk01] .
De moeder en de pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 oktober 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 27 oktober 2021 tot 27 oktober 2022.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 april 2022 een machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 april 2022 tot 27 oktober 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van drie maanden.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige01] heeft een ontwikkelingsachterstand en bij hem worden kenmerken gezien die mogelijk passen bij hechtingsproblematiek en/of een autismespectrumstoornis. Hij verblijft op dit moment bij de pleegouders, maar zit wel in een intensief terugplaatsingstraject. Daarbij is hulpverlening van Prisma en Middin betrokken. [minderjarige01] vindt de wisselingen – mede gelet op zijn problematiek – lastig. Het is daarom noodzakelijk dat de terugplaatsing stapsgewijs verloopt, waarbij zijn tempo leidend is. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat er wat hobbels zijn geweest waardoor sommige dingen later van de grond zijn gekomen. [minderjarige01] gaat volgende week een hele week naar de moeder. Dan hoopt de gecertificeerde instelling een beter beeld te krijgen over hoe het thuis bij de moeder gaat. Op korte termijn kan er dan een besluit worden genomen over het al dan niet definitief terugplaatsen van [minderjarige01] bij de moeder. Dat besluit moet volgens de gecertificeerde instelling wel getoetst worden door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Aangezien er nog enige tijd nodig is om een definitief besluit te nemen en dat besluit te laten toetsen door de Raad, verzoekt de gecertificeerde instelling een korte verlenging van de machtiging uithuisplaatsing, te weten voor drie maanden. Daarnaast is een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar noodzakelijk. Het is belangrijk dat de ontwikkeling van [minderjarige01] en de hechting tussen [minderjarige01] en de moeder worden gemonitord, juist ook als hij weer volledig bij de moeder verblijft. Daarnaast moet er gekeken worden naar de omgang met de vader. De ouders verschillen van mening over de invulling hiervan. Het is belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt, zodat er frequente omgang komt tussen [minderjarige01] en de vader. De gecertificeerde instelling is er niet van overtuigd dat de ouders dit zelfstandig kunnen bewerkstelligen.
Namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder vindt het prettig als er een jeugdbeschermer betrokken blijft die de omgang tussen [minderjarige01] en de vader verder vorm kan geven. De moeder voert wel verweer tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. Primair verzoekt de moeder om het verzoek af te wijzen en subsidiair verzoekt de moeder om het verzoek slechts toe te wijzen voor de duur van één maand. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat de afgelopen periode intensief is gewerkt aan thuisplaatsing van [minderjarige01] . De omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige01] verlopen goed. De moeder meent dat de thuisplaatsing te lang duurt en dat voldoende geborgd is dat het goed gaat met [minderjarige01] bij haar thuis. Volgens de moeder moet [minderjarige01] dan ook zo snel mogelijk thuis geplaatst worden.
Desgevraagd heeft de vader naar voren gebracht dat de thuisplaatsing van [minderjarige01] niet snel genoeg gaat. [minderjarige01] vindt het fijn bij de moeder en het gaat daar ook goed. Daarnaast vindt de vader dat er veel onjuistheden staan in het verzoekschrift. Zo klopt het niet dat de vader en de moeder geen goed contact hebben. De moeder houdt de vader juist op de hoogte van het leven van [minderjarige01] . Dit in tegenstelling tot de gecertificeerde instelling. De vader meent dat hij te weinig wordt betrokken door de gecertificeerde instelling en vindt daarnaast dat hij [minderjarige01] te weinig ziet.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over de ontwikkeling en de opvoedomgeving van [minderjarige01] waren groot. De kinderrechter vindt het dan ook positief dat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat gewerkt wordt aan een thuisplaatsing van [minderjarige01] . De afgelopen tijd is gestart met een intensief thuisplaatsingstraject bij de moeder. [minderjarige01] verblijft al steeds langere periodes bij haar, waardoor er steeds meer zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder en de hechtingsrelatie tussen [minderjarige01] en de moeder. De kinderrechter merkt dat de ouders onvrede hebben met het tempo van de terugplaatsing. Het is echter belangrijk dat de thuisplaatsing zorgvuldig en stapsgewijs plaatsvindt, zodat het ook daadwerkelijk komt tot een duurzame plaatsing bij de moeder. Daarbij moet het tempo van [minderjarige01] te allen tijde leidend zijn. Gelet op zijn persoonlijke problematiek acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de machtiging uithuisplaatsing voor een korte tijd wordt verlengd. De komende drie maanden moet er duidelijkheid komen over het al dan niet terugplaatsen van [minderjarige01] bij de moeder. Daarnaast is het ook noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd als verzocht. Het is belangrijk dat er zicht blijft op de ontwikkeling van [minderjarige01] , ook als hij weer volledig bij de moeder verblijft. Daarnaast dient er de komende tijd gekeken te worden naar de omgangsregeling tussen [minderjarige01] en de vader. Gelet op de complexe voorgeschiedenis en de onderlinge verstandhouding tussen de ouders acht de kinderrechter de ouders op dit moment niet in staat om dit zelfstandig te regelen. De kinderrechter wijst beide verzoeken dan ook toe als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 27 oktober 2022 tot 27 oktober 2023 met behoud van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 27 oktober 2022 tot 27 januari 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2022 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.