ECLI:NL:RBDHA:2022:11494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de zorg en veiligheid
Op 21 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is aanhangig gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van ernstige zorgen over de basale zorg, veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige01] in de opvoedomgeving bij de ouders. De ouders, [de man01] en [de vrouw01], zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie is problematisch door onderlinge conflicten en de persoonlijke problematiek van de moeder. Ondanks eerdere hulpverlening is het niet gelukt om de zorgen weg te nemen, waardoor de kinderrechter heeft besloten tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor zes maanden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] momenteel in een pleeggezin verblijft en zich daar goed ontwikkelt. De zorgen van de Raad zijn onder andere gericht op de onveilige opvoedomgeving bij de ouders, waar sprake is van verwaarlozing en huiselijk geweld. De vader heeft aangegeven niet in staat te zijn om de zorg voor [minderjarige01] op zich te nemen, en de moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [minderjarige01] zodanig is dat gedwongen hulpverlening noodzakelijk is en dat een thuisplaatsing bij de ouders op dit moment niet in het belang van het kind is.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.