ECLI:NL:RBDHA:2022:11555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
SGR 21/4500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en ongegrond beroep wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het UWV. Eiseres, die zich op 26 maart 2018 ziekmeldde vanwege psychische en lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had haar aanvraag op 12 oktober 2020 afgewezen, en dit besluit werd in het bestreden besluit van 27 mei 2021 gehandhaafd. Eiseres was van mening dat het UWV haar onvoldoende gelegenheid had gegeven om haar zienswijze naar voren te brengen tijdens de bezwaarprocedure, en dat de medische rapporten niet aan de vereisten voldeden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de rapporten niet aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres voor 25,77% arbeidsongeschikt was, en dat de geduide functies voor haar geschikt waren.

Hoewel de rechtbank erkende dat er een gebrek kleefde aan het bestreden besluit omdat eiseres niet voldoende gelegenheid had gekregen om haar zienswijze in te brengen, werd dit gebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiseres in beroep alsnog de kans had gekregen om haar zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres, die op € 1.518,- werden vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 49,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4500

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D. Isebia),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: M.A. Bakker).

Procesverloop

Met het besluit van 12 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 24 oktober 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als administratief medewerkster. Zij heeft zich op 26 maart 2018 wegens psychische en lichamelijke klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 23 maart 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 74,23% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 25,77%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een van de eerder geduide functies laten vervallen. Er zijn nog steeds vier functies die eiseres met haar beperkingen kan uitvoeren en het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft 25,77. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar belastbaarheid op een eenzijdige wijze heeft onderzocht, zonder voldoende oog te hebben voor de mentale klachten waar zij jarenlang mee te kampen heeft. Daarnaast vindt eiseres dat zij tijdens het telefoongesprek van 12 april 2021 niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze in te brengen. De rechtbank begrijpt eiseres zo, dat zij vindt dat er ten onrechte geen hoorzitting is geweest. Eiseres voert verder aan dat het UWV zich te eenzijdig heeft geconcentreerd op zaken die in het verleden zijn vastgesteld en te weinig oog heeft voor de huidige beperkingen. Er is volgens eiseres sprake van toenemende klachten, met name op mentaal vlak. Eiseres heeft ter onderbouwing een brief van een psycholoog van I-psy van 13 juli 2021 overgelegd. Verder vraagt eiseres zich af aan de hand van welke objectieve criteria het UWV heeft vastgesteld dat de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (sbc-code: 111180) verenigbaar is met de fysieke beperkingen die zij aan haar handen heeft.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 25,77% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 23 maart 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Ook heeft er een psychisch expertiseonderzoek plaatsgevonden door Psyon.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapporten van 16 april 2021 en 29 april 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de door eiseres in bezwaar nog ingezonden informatie van de behandelaar bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom hij vindt dat het oordeel van de arts in stand kan blijven. Belangrijk hierbij is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie uit het dossier en van de behandelaars van eiseres kenbaar bij zijn beoordeling heeft betrokken. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
11. De arts gaat uit van de diagnoses aanpassingsstoornis (ongespecificeerd) en fibromyalgie. De belastbaarheid van eiseres is vastgesteld mede aan de hand van een psychisch expertiseonderzoek van Psyon. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en dynamische handelingen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 april 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er passende beperkingen zijn aangenomen voor hetgeen medisch geobjectiveerd kan worden. Hij geeft aan dat er geen nieuwe medische informatie wordt ingebracht die betrekking heeft op de datum in geding en tot een ander oordeel zou kunnen leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de klachten vanwege het carpaal tunnelsyndroom (CTS) en een eventuele operatie hieraan van ruim na de datum in geding zijn. Daarnaast geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de diagnose migraine met ‘’hemiparese’’ niet plausibel overkomt. Hij stelt dat de neuroloog deze diagnose waarschijnlijk baseert op het klachtenrelaas van eiseres, hetgeen onbetrouwbaar is gebleken bij een symptoomvaliditeitstest. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er dus geen sprake van het vereiste consistente geheel van de stoornis, beperkingen en participatieproblemen. Tot slot stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat geen van de uitzonderingscategorieën voor geen benutbare mogelijkheden als vermeld in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit aan de orde is.
13. De rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevraagd zijn standpunt met betrekking tot het carpaal tunnelsyndroom (CTS) nader toe te lichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapport van 25 augustus 2022 aan dat het CTS een ziekte is die komt en gaat en waarbij met rust spontaan herstel te verwachten is. Dat bij een patiënt enkele jaren geleden deze diagnose is gesteld wil niet zeggen dat een patiënt hieraan onafgebroken jarenlang heeft geleden. De diagnose CTS kan het best met elektromyografie (EMG) en/of echografisch onderzoek met objectieve zekerheid worden gesteld. Lichamelijk onderzoek is minder betrouwbaar voor het aantonen van het CTS (maar wel voor het uitsluiten ervan) omdat de diagnose dan louter gebaseerd is op het antwoord van de patiënt bij provocatietesten (e.g. test van Tinel en proef van Phalen). Het volharden in de onafgebrokenheid van CTS klachten over meerdere jaren, hoewel in het licht van het bovenstaande niet plausibel, zou logischerwijs betekenen dat patiënt hiermee langdurig gewerkt heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de CTS-klachten niet leiden tot beperkingen in de FML. De rechtbank ziet niet in waarom de redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet ook opgaat voor de nadien ingediende medische stukken met betrekking tot het CTS.
14. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte te weinig beperkingen heeft aangenomen voor haar almaar toenemende mentale klachten en heeft dat onderbouwd met een brief van een psycholoog van I-psy van 13 juli 2021. Het UWV stelt in het verweerschrift dat de brief van I-psy van 13 juli 2021 vrijwel identiek is aan de brieven van I-psy van 15 april 2021 en 23 november 2020. Het UWV wijst er daarnaast op dat de wijziging in medicatie die genoemd wordt in de brief van 13 juli 2021 ziet op een datum ruim na de datum in geding.
15. Eiseres heeft er met de brief van 7 september 2022 nogmaals op gewezen dat zij met name vanwege haar psychische klachten veel belemmeringen ondervindt. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres brieven overgelegd van haar huisarts, psycholoog en neuroloog. Het UWV heeft in reactie hierop aangegeven dat de door eiseres ingediende medische stukken reeds bekend waren of zien op een periode van ruim na de datum in geding.
16. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan het UWV volgen in de stelling dat de brief van I-psy van 13 juli 2021 grotendeels overlapt met de brieven van 15 april 2021 en 23 november 2020 en geen nieuwe medische informatie bevat die ziet op de datum in geding. De rechtbank kan het UWV ook volgen in de stelling dat de op 7 september 2022 ingediende medische stukken geen aanleiding geven om eiseres meer beperkt te achten op de datum in geding.
De arbeidskundige beoordeling
17. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
Geen hoorzitting
18. Eiseres voert aan dat zij tijdens de bezwaarprocedure niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze in te brengen. Ter zitting heeft het UWV aangegeven dat er inderdaad niet eenduidig is vastgelegd in hoeverre eiseres haar zienswijze naar voren heeft kunnen brengen tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank is van oordeel dat er om die reden een gebrek kleeft aan het bestreden besluit, maar de rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren omdat eiseres in beroep alsnog in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze naar voren te brengen.

De conclusie van de rechtbank

19. Het UWV heeft terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van een zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De sociaal-medische beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.