ECLI:NL:RBDHA:2022:11581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
AWB-21_3821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een negatief ambtsbericht in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig ambtenaar, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een negatief ambtsbericht dat door verweerder was vastgesteld, met een geldigheidsduur van zes jaar. Verweerder had het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser inmiddels vrijwillig met ontslag was gegaan en volgens verweerder geen procesbelang meer had. Eiser betwistte dit en stelde dat het ambtsbericht zijn kansen op een toekomstige aanstelling als reservist zou belemmeren.

De rechtbank oordeelde dat eiser wel degelijk procesbelang had, aangezien het ambtsbericht deel uitmaakte van zijn personeelsdossier en invloed kon hebben op zijn toekomstige carrière. De rechtbank vond dat verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank droeg verweerder op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, waarbij de rechtbank geen mogelijkheid zag om zelf in de zaak te voorzien, omdat alleen de ontvankelijkheid was beoordeeld.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.518,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures, vooral in situaties waarin de gevolgen van een besluit langdurig kunnen doorwerken in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3821

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.C.H. Pronk),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.I. Biharie-Pronk).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder ten aanzien van eiser een ambtsbericht vastgesteld.
Bij het besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook voor verweerder is verschenen mr. [A] en [B] van de Staf KMar.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Ten aanzien van eiser is een negatief ambtsbericht vastgesteld met een geldigheidsduur van zes jaren. Aanleiding voor het ambtsbericht is dat eiser met zijn dienstvoertuig meerdere keren het bos is ingereden. Hij reed hierbij over fiets- en wandelpaden waar dit niet was toegestaan en heeft daarbij gebruik gemaakt van de blauwe flitslichten van het voertuig. Ook heeft eiser ten minste tweemaal de geluidssignalen van het dienstvoertuig aangezet. Verder heeft eiser meerdere bezoekers van het bos onheus bejegend. Verweerder vindt dat eiser niet correct heeft gehandeld en de goede naam en betrouwbaarheid van de Koninklijke Marechaussee heeft geschaad. Op het moment dat het ambtsbericht is vastgesteld was eiser inmiddels vrijwillig met ontslag gegaan. Omdat eiser niet meer in dienst is, heeft verweerder het bezwaar van eiser vanwege het ontbreken van voldoende procesbelang niet-ontvankelijk verklaard.
Wat vinden partijen?
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder niet bevoegd was ten aanzien van eiser een ambtsbericht vast te stellen, omdat hij niet meer in dienst was. Verder voert eiser aan dat hij procesbelang heeft. Hij heeft last van ten minste twee oud-collega’s die bij de hondenverenigingen over hem vertellen dat hij een ambtsbericht heeft gehad. Zij vertellen dat dit ambtsbericht tot zijn ontslag zou hebben geleid. Dit belemmert hem in zijn functioneren als actief lid van deze verengingen en in de mogelijkheden om bestuursfuncties uit te oefenen. Schrapping of correctie van het ambtsbericht zou hem helpen om een tegengeluid hierin te laten horen.
Ook stelt eiser dat het bestreden besluit is genomen in strijd met evenredigheids- en verdedigingsbeginsel, het Unierecht en de Adressatentheorie.
3. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat het procesbelang verloren is gegaan omdat het dienstverband wegens het aanvaarden van een nieuwe baan is beëindigd. Volgens verweerder wil eiser alleen een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaar vanwege de principiële betekenis daarvan voor een in de toekomst gelegen onzekere gebeurtenis: een eventuele aanstelling als reservist.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesteld dat eiser geen procesbelang had bij de behandeling van zijn bezwaar. Het ambtsbericht heeft een geldigheidsduur van zes jaar en maakt dus voor die duur deel uit van eisers personeelsdossier. Eiser wil graag in dienst treden als reservist. Naar alle waarschijnlijkheid zal het ambtsbericht in eisers nadeel werken en wellicht in de weg staan aan een aanstelling als reservist.. Naar het oordeel van de rechtbank had eiser om die reden voldoende procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar. Verweerder heeft het bezwaar van eiser daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dus gegrond.
5. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, nu in beroep alleen de ontvankelijkheid van het bezwaar kon worden beoordeeld. Omdat verweerder nog niet inhoudelijk op de bezwaar van eiser heeft beslist, moet verweerder een nieuw besluit op zijn bezwaar nemen. De rechtbank draagt verweerder daarom op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiser te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.