ECLI:NL:RBDHA:2022:11604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
C/09/625519 / FA RK 22-1055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en beoordeling van de behoefte van de kinderen na scheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 een beschikking gegeven inzake de kinderalimentatie na de scheiding van de ouders. De moeder heeft verzocht om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht te verhogen, waarbij zij een netto besteedbaar inkomen van de vader van € 14.000,- per maand aanvoert. De vader betwist dit en stelt dat zijn netto besteedbaar inkomen maximaal € 6.000,- bedraagt. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op basis van de Nibud-tabel en de omstandigheden van de ouders. De rechtbank concludeert dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de kinderen een hogere behoefte hebben dan het maximale tabelbedrag. De behoefte van de kinderen wordt vastgesteld op € 1.564,- per maand voor drie kinderen gezamenlijk, wat neerkomt op € 521,- per kind per maand. De vader is verplicht om € 339,- per maand per kind te betalen, na toepassing van de zorgkorting. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-1055
Zaaknummer: C/09/625519
Datum beschikking: 31 oktober 2022

Alimentatie

Beschikking op het op 26 januari 2022 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. K. Beumer te Brielle.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Boender-Radder te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
- het F9-formulier met bijlagen van 23 augustus 2022 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier met bijlagen van 12 september 2022 van de zijde van de vader.
Op 19 september 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de moeder luidt met ingang van 29 april 2021 althans 4 oktober 2021 de kinderalimentatie op
Primair: € 6.905,- per maand per kind te bepalen,
Subsidiair: € 2.782,- per maand per kind te bepalen,
althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen hebben gedurende 20 jaar een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
- [minderjarige 02] , geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats02] , Frankrijk;
- [minderjarige 03] , geboren [geboortedatum03] 2014 te [geboorteplaats mj 01] .
- De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.

Beoordeling

Behoefte van de kinderen
Standpunten ouders
Bij het bepalen van de behoefte aan een kinderbijdrage hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de tabel eigen aandeel kosten van kinderen en de bijbehorende richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen. De Expertgroep houdt in haar tabel rekening met de kosten die ouders expliciet voor hun kinderen maken, maar ook met kosten die zij ‘extra’ maken vanwege het feit dat zij kinderen hebben. Denk in dat kader bijvoorbeeld aan de kosten van een grotere woning, meer boodschappen en kosten die worden gemaakt omdat de wasmachine per week vaker aan moet. De behoeftetabellen van de Nibud benaderen de kosten van de kinderen aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van de ouders (NBI) op het moment dat zij nog samenleefden.
De moeder stelt dat het onduidelijk is hoe hoog het inkomen van de vader in 2021, het jaar dat de ouders uit elkaar gingen, precies was. Er ontbreekt informatie om het inkomen van de vader precies te kunnen berekenen, maar de moeder kan wel een voorzichtige berekening maken. De moeder gaat uit van een netto besteedbaar inkomen van in ieder geval € 14.000,- per maand in 2021. Nu dit NBI het maximale NBI uit de tabellen ver overtreft en de kinderen een behoorlijk welvaartsniveau zijn gewend acht de moeder het redelijk om de Nibud-tabel te extrapoleren. De behoefte is dus niet gelijk aan de behoefte die past bij het maximale tabelbedrag.
Volgens de vader moet zijn NBI worden gemaximeerd tot € 6.000,-. De vader betwist dat de kinderen een exorbitant welvaartsniveau gewend zijn. De ouders gaven veel geld uit, maar niet specifiek aan de kinderen. De vader is dan ook van mening dat het verzoek van de moeder een verkapt verzoek tot partneralimentatie is. Het had op de weg van de moeder gelegen om aan te tonen dat de kinderen een bijzonder hoge behoefte hebben. De moeder heeft dit nagelaten. De vader stelt dat de kosten van de kinderen niet hoger zijn dan de kosten die volgen uit de behoefte die past bij een NBI van € 6.000,-.
Verder betwist de vader zijn door de moeder berekende NBI. De vader stelt dat zijn NBI ongeveer € 8.000,- per maand bedroeg in 2021. Dit is niet veel meer dan het maximale tabelbedrag. Concluderend stelt de vader dan ook dat er moet worden uitgegaan van de behoefte die past bij het maximale tabelbedrag.
Oordeel rechtbank
Niet ter discussie staat dat het netto besteedbaar gezinsinkomen in de laatste periode van de samenleving als gezin meer dan € 6.000,- netto per maand bedroeg. De rechtbank dient derhalve te bepalen of de behoefte van de kinderen hoger zou moeten zijn dan de behoefte die past bij het maximale tabelbedrag.
De rechtbank overweegt dat het onder omstandigheden mogelijk is dat de kinderen een hogere behoefte hebben dan de behoefte die past bij het maximale tabelbedrag. De moeder stelt zich op het standpunt dat hiervan sprake is. De rechtbank is echter van oordeel dat de moeder, zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting van de vader, haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de door de moeder gestelde omstandigheden niet dat de ouders een dusdanig uitgavepatroon hadden waardoor de behoefte voor de kinderen hoger zou moeten zijn dan het maximale tabelbedrag. De door de Nibud bepaalde tabelbehoeften bevatten bovendien een reservering voor vakanties, (normale) sportcontributies en een woning die passen bij het NBI van de ouders.
De rechtbank ziet derhalve aanleiding om de behoefte op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen (2021) en vier kinderbijslagpunten vast te stellen op € 1.535,- per maand voor de drie kinderen gezamenlijk. De rechtbank overweegt dat de vader in zijn berekening de behoeftetabellen van 2022 hanteert. Echter, nu de ouders in 2021 uit elkaar zijn gegaan hanteert de rechtbank de behoeftetabel van 2021. Geïndexeerd naar 2022 bedraagt de behoefte van de drie kinderen afgerond € 1.564,- per maand, wat neerkomt op € 521,- per kind per maand.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding de behoefte van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld.
De rechtbank houdt geen rekening met draagkracht aan de kant van de moeder. Vast staat dat zij geen inkomen geniet op dit moment. Hoewel de vader heeft gesteld dat de moeder inkomsten kan verwerven uit haar vermogen gaat de rechtbank aan dit standpunt voorbij. De moeder is onweersproken terminaal ziek en de rechtbank is van oordeel dat op dit moment niet van de moeder kan worden verwacht dat zij haar vermogen inzet om inkomen te generen waarmee zij in de behoefte van de kinderen kan voorzien. Dit geldt te meer nu de rechtbank er vanuit gaat dat de vader in de totale behoefte van de kinderen kan voorzien, vanuit zijn inkomen dan wel vanuit zijn vermogen. De vader berekent zijn eigen draagkracht hoger dan de hierboven door de rechtbank bepaalde behoefte.
Zorgkorting
De rechtbank volgt ook ten aanzien van de zorgkorting het Rapport alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. De ouders zijn het erover eens er moet worden uitgegaan van een percentage van 35. De gezamenlijke behoefte van de kinderen is € 1.564,- per maand, zodat de zorgkorting een bedrag van € 547,- per maand bedraagt.
De eerder berekende bijdrage van de vader van € 1.564,- per maand wordt verminderd met het bedrag aan zorgkorting, zodat de door hem te betalen bijdrage voor de kinderen afgerond € 1.017,- per maand is, dat wil zeggen € 339,- per maand per kind.
Ingangsdatum en conclusie
De rechtbank ziet geen aanleiding de verplichting tot het leveren van bovengenoemde bijdrage eerder te doen ingaan dan de datum van deze beschikking, nu de vader onweersproken heeft gesteld maandelijks al gemiddeld € 720,- per maand te hebben bijgedragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt de door de vader met ingang van heden te betalen alimentatie ten behoeve van de minderjarigen:
- [minderjarige 01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
- [minderjarige 02] , geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats02] , Frankrijk;
- [minderjarige 03] , geboren [geboortedatum03] 2014 te [geboorteplaats01] ,
op € 339,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2022.