Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser01] ,
[eiser02],
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 februari 2021, met producties 1 tot en met 12,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4,
- het tussenvonnis van 9 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van 1 maart 2022 namens [eisers] , met producties 13 tot en met 16,
- de brief van 2 maart 2022 namens [eisers] , met productie 17,
- de brief van 8 maart 2022 namens Meijer & van Eerden, met productie 5.
2.De feiten
Artikel 13 Aansprakelijkheid
Doel bouwkundige inspectie
1. ALGEMEEN
3.Het geschil
4.De beoordeling
Is sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de kant van Meijer & van Eerden?
- [eisers] hebben aan Meijer & van Eerden opdracht gegeven om op 7 mei 2019 een bouwkundige inspectie te verrichten ten behoeve van de voorgenomen aankoop van de woning. Het was [eisers] duidelijk dat dit alleen een
- In juni 2020 is gebleken dat meerdere liggers van de begane grond vloer betonrotschade hadden, in sommige gevallen in vergaande mate.
- In het rapport van de visuele inspectie van 7 mei 2019 heeft de bouwkundige van Meijer & van Eerden geen melding gemaakt van de (mogelijke) aanwezigheid van betonrot.
indien deze op eenvoudige wijze en onder goede omstandigheden en zonder gevaar toegankelijk is, in verband met de veiligheid en Arbo-wetgeving. Meijer & van Eerden heeft aangevoerd dat de kruipruimte, anders dan [eisers] stellen, in dit geval niet vrij toegankelijk en gemakkelijk te inspecteren was. Meijer & van Eerden wijst ter onderbouwing van die stelling op de opmerking in het rapport van Heuker dat de bereikbaarheid van compartiment A (waar het kruipluik zich bevindt) volgens Heuker ‘redelijk’ is. Naar het oordeel van de rechtbank impliceert ‘redelijke bereikbaarheid’ nog niet zonder meer dat de kruipruimte dus niet eenvoudig toegankelijk is, zoals Meijer & van Eerden betoogt. ‘Redelijk bereikbaar’ is een vrij algemene omschrijving en kan evengoed worden uitgelegd als steun voor de stelling van [eisers] dat de kruipruimte zonder al te veel moeite toegankelijk was. Voor zover Meijer & van Eerden stelt dat de kruipruimte onvoldoende toegankelijk was om een veilige controle uit te voeren, ligt het op de weg van Meijer & van Eerden (wiens bouwkundige immers ter plaatse is geweest en de kruipruimte heeft beoordeeld) om die stelling met meer concrete feiten en omstandigheden te motiveren. Dat heeft Meijer & van Eerden niet gedaan. De rechtbank neemt aldus met [eisers] als vaststaand (want onvoldoende gemotiveerd betwist) aan dat de kruipruimte rondom het kruipluik voldoende toegankelijk was om op veilige wijze ook de onderkant van de vloer te inspecteren.
visueleinspectie van de onderkant van de vloer tot de opdracht behoorde. Voor zover die visuele inspectie niet is uitgevoerd, is dat aan Meijer & van Eerden toe te rekenen en niet aan [eisers]
- De in het rapport genoemde onderhoudskosten van ongeveer € 24.000,- hebben kennelijk niet tot onderhandelingen over de koopprijs geleid. [eisers] hebben de vraagprijs geboden. Het ligt tegen deze achtergrond helemaal niet voor de hand dat [eisers] met wetenschap van het betonrot wel hadden onderhandeld over de kooprijs, met het risico de aankoop van de woning mis te lopen.
- Het is bovendien geenszins gezegd dat de verkoper bereid zou zijn geweest om een bod van € 40.000,- onder de vraagprijs te accepteren, ook gelet op de in 2019 heersende krapte op de woningmarkt. Dat de verkoper, volgens de stellingen van [eisers] , de vraagprijs niet direct heeft geaccepteerd, maar daar ‘uiteindelijk’ pas mee akkoord is gegaan, wijst er ook op dat de verkoper absoluut niet bereid was om zijn woning onder de vraagprijs te verkopen.
voor of bij het sluiten van de overeenkomstter hand heeft gesteld. [eisers] hebben de tijdige terhandstelling van de rapportvoorwaarden betwist. Het is dan aan Meijer & van Eerden (als gebruiker daarvan) om te bewijzen dat zij de rapportvoorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan [eisers] ter hand heeft gesteld (Hoge Raad 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1394). Dat heeft Meijer & van Eerden nagelaten. Meijer & van Eerden heeft alleen gesteld dat de rapportvoorwaarden integraal onderdeel zijn van het rapport en met het rapport (in één pdf) aan [eisers] zijn verstrekt. Het rapport is echter pas ná het sluiten van de overeenkomst van opdracht en ná de inspectie tot stand gekomen en verstuurd (het is juist het product daarvan). Meijer & van Eerden heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de rapportvoorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst van opdracht al aan [eisers] waren verstrekt. [eisers] kunnen het beding in de artikelen 4.14A en 4.15 dan ook met succes op grond van artikel 6:233, aanhef, onder b BW vernietigen.
niet bekendis of dit soort aansprakelijkheid bij bouwkundige keuringen kan worden verzekerd, zij verklaart dat dit niet kan). In dit licht mag van Meijer & van Eerden worden verwacht dat zij met nadere concrete feiten en omstandigheden toelicht, en zo nodig met stukken onderbouwt, waarom het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering onmogelijk is. Op Meijer & van Eerden rust immers, als gezegd, de verplichting om het vermoeden van het onredelijk bezwarende karakter van de aansprakelijkheidsuitsluiting te ontzenuwen. Bovendien hebben [eisers] gemotiveerd betwist dat sprake is van een onverzekerbaar risico. De advocaat van [eisers] (mr. Toffoletto) heeft tijdens de mondelinge behandeling van 22 september 2022 verklaard dat haar bekend is dat bij haar eigen organisatie (Vereniging Eigen Huis) verschillende bouwkundig inspecteurs werkzaam zijn, ook als zzp’er, die allemaal over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikken. In het licht van die betwisting mag te meer een nadere toelichting van Meijer & van Eerden op haar stelling worden verwacht.