ECLI:NL:RBDHA:2022:11644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL22.21805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is, tegen de maatregel van bewaring die op 16 augustus 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De staatssecretaris heeft op 19 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden in uitspraken van 8 september 2022 en 5 oktober 2022. De beoordeling in deze zaak beperkte zich tot de periode na het sluiten van het onderzoek op 3 oktober 2022. Eiser heeft geen gronden van beroep aangevoerd en heeft ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de overgelegde voortgangsrapportage. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing ervan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21805

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 16 augustus 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Verweerder heeft op 19 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 2 november 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van 8 september 2022 (in de zaak NL22.16798) en 5 oktober 2022 (in de zaak NL22.19361) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die laatste uitspraak ten grondslag ligt (3 oktober 2022), rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser in de gelegenheid is gesteld om op de overgelegde voortgangsrapportage te reageren. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hij heeft ook anderszins geen gronden van beroep aangevoerd. Voor zover de maatregel van bewaring ambtshalve moet worden getoetst, is de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.