ECLI:NL:RBDHA:2022:11665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na een spoedvoorziening
In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 oktober 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige01], geboren in 2007, op verzoek van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland. Dit verzoek volgde op een eerdere spoedvoorziening die op 18 oktober 2022 was verleend, waarbij de minderjarige tijdelijk uit huis was geplaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van [minderjarige01] en de andere kinderen in het gezinshuis niet langer gewaarborgd kon worden. De minderjarige vertoonde problematisch gedrag, waaronder het niet naleven van afspraken, middelengebruik en het onttrekken aan autoriteiten. De vader van [minderjarige01] heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar gaf aan te willen werken aan contactherstel.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige01] meegewogen. Er was sprake van hechtingsproblematiek en de minderjarige had zich volledig onttrokken aan de autoriteit van het gezinshuis. De kinderrechter oordeelde dat een leefgroep momenteel de meest geschikte plek zou zijn voor [minderjarige01], waar hij de stabiliteit en duidelijkheid kan krijgen die hij nodig heeft. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de periode van 28 oktober 2022 tot 22 maart 2023, met de verklaring dat deze beslissing uitvoerbaar is bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.