ECLI:NL:RBDHA:2022:11683
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- S.J. Hoekstra - van Vliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot medewerking aan ontbinding religieus huwelijk in kort geding
In deze zaak heeft de vrouw in kort geding gevorderd dat de man medewerking verleent aan de ontbinding van hun religieuze huwelijk. Partijen zijn op 2 november 2006 in Syrië gehuwd en hebben drie minderjarige kinderen. Hun huwelijk is op 6 juli 2022 ontbonden door een echtscheidingsbeschikking van de rechtbank. De vrouw stelt dat de man onrechtmatig handelt door geen medewerking te verlenen aan de ontbinding van het religieuze huwelijk, wat volgens haar noodzakelijk is om verder te kunnen met haar leven. De man betwist dit en stelt dat de talaq, de verstoting, niet kan worden afgedwongen en dat er alternatieve procedures zijn om het religieuze huwelijk te ontbinden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij op korte termijn naar Syrië wil reizen of dat zij een andere relatie heeft. Bovendien heeft de man gemotiveerd betoogd dat de Nederlandse echtscheiding in Arabische landen wordt erkend, waardoor de vrouw zonder problemen kan reizen. De voorzieningenrechter concludeert dat de uitkomst van een bodemprocedure niet met grote waarschijnlijkheid kan worden voorspeld en dat de vrouw de uitkomst daarvan moet afwachten. De vordering wordt afgewezen en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.