ECLI:NL:RBDHA:2022:11707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/09/614909 / HA ZA 21-626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en tussenvonnis inzake onenigheid over eerdere uitspraken en vaststellingsovereenkomsten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 10 augustus 2022 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De partijen zijn in 1990 getrouwd en hebben inmiddels een verzoek tot echtscheiding ingediend. De vrouw had eerder een verzoekschrift tot opheffing van de huwelijkse gemeenschap ingediend, wat resulteerde in een beschikking van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2019, waarin de gemeenschap van goederen werd opgeheven en een verdeling werd vastgesteld. Echter, enkele vermogensbestanddelen zijn nog niet verdeeld, en er zijn ontwikkelingen geweest die de verdeling hebben bemoeilijkt.

De man vordert in conventie onder andere dat de vrouw bescheiden overlegt die de waarde van haar onderneming en andere activa aantonen, en dat de rechtbank de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vaststelt. De vrouw vordert in reconventie dat de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststelt, inclusief de toedeling van bepaalde polissen en onroerend goed. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten nader toe te lichten en zal deskundigen benoemen voor taxaties van de betrokken goederen.

De rechtbank heeft in het vonnis aangegeven dat de waarde van de te verdelen goederen moet worden vastgesteld op de datum van feitelijke verdeling, en dat de peildatum voor de verdeling de datum van indiening van het verzoekschrift tot opheffing van de huwelijkse gemeenschap is. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van taxaties door beide partijen gezamenlijk moeten worden gedragen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/614909 / HA ZA 21-626
Vonnis van 10 augustus 2022
in de zaak van
[de man]te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw], te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Ramsaroep te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 6 juli 2021 met producties 1-13,
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie van 25 augustus 2021 met producties 1-6,
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 17 november 2021,
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022 waarbij de mondelinge behandeling is bevolen die op 16 juni 2022 heeft plaatsgehad;
  • het B-formulier van de vrouw ingekomen op 6 juni 2022 met producties 7-9,
  • het B -formulier van de man ingekomen op 9 juni 2022 met producties 14-17,
  • het B -formulier van de vrouw ingekomen op 11 juni 2022 met producties 10-13,
  • de akte wijziging van eis in conventie ingekomen op 15 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen zijn op [datum] 1990 getrouwd in [plaats 1] . Inmiddels is een verzoek tot echtscheiding ingediend.
2.2.
Op 12 april 2019 heeft de vrouw een verzoekschrift tot opheffing van de huwelijkse gemeenschap ingediend. Bij beschikking van 20 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam de gemeenschap van goederen tussen partijen opgeheven en de verdeling vastgesteld volgens de door partijen ter zitting getroffen regeling.
2.3.
In de beschikking van 20 december 2019 zijn enkele tot de gemeenschap behorende vermogensbestanddelen nog niet verdeeld; ten aanzien van andere vermogensbestanddelen hebben zich ontwikkelingen voorgedaan waardoor de verdeling niet heeft kunnen plaatsvinden zoals partijen hadden voorzien. Daarover moet in deze procedure alsnog worden beslist.
2.4.
In de processtukken zijn geen vorderingen ten aanzien van de inboedel van de woning aan de [adres 1] geformuleerd, maar ter zitting hebben partijen de rechtbank verzocht ook over de verdeling hiervan een beslissing te nemen.
2.5.
Zoals ter zitting al is besproken, acht de rechtbank zich nog niet over alle onderwerpen voldoende voorgelicht. Partijen krijgen de gelegenheid om hun standpunten over die onderwerpen bij akte nader toe te lichten. Aan het eind van dit vonnis legt de rechtbank uit hoe zij dit precies mogen doen, en hoe de procedure verder zal verlopen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
A. de vrouw te veroordelen om bescheiden over te leggen waaruit de waarde van de onderneming [de Onderneming] , de polis met nummer [nummer 1] en het saldo van haar bankrekening op 19 april 2019 blijkt, en om de helft van de waarde van deze goederen aan de man te voldoen;
B. de vrouw te veroordelen om bescheiden over te leggen waaruit de waarde van (de aandelen in de) [de N.V.] en (de omvang van) het vermogen van de [de Stichting] blijkt, onder toedeling van beide aan de vrouw onder de verplichting de helft van de waarde aan de man te voldoen;
Althans een zodanige beslissing te nemen in lijn en met een strekking als het onder I gevorderde zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
II.
In aanvulling op de beschikking van 20 december 2019 van de rechtbank Rotterdam ter zake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap:
- de polis met nummer [nummer 2] (€ 15.090,46) toe te delen aan de man onder verrekening van de helft van de waarde met de vrouw;
- de polis met nummer [nummer 3] (€ 5.049, 60) en de polis met nummer [nummer 1] (p.m.) toe te delen aan de vrouw onder verrekening van de helft van de waarde met de man;
- voor zover dit niet reeds uit de beschikking van 20 december 2019 volgt: de netto opbrengst van de verkoop van de woning te [plaats 1] (€ 201.964,13) volledig toe te delen aan de man;
Althans voormelde verdeling met door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedragen;
III.
de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man uit hoofde van overbedeling en betaling van de helft van de door de man betaalde kosten, een bedrag van (€ 45.097,12 + € 1.742,73 + € 2.750,00 =) € 49.589,85, te vermeerderen met de helft van de waarde van de op haar naam staande polis [nummer 1] , de helft van het saldo van de op haar naam staande bankrekeningen, de helft van de waarde van het bedrijf [de Onderneming] , de helft van de waarde van de aandelen in de [de N.V.] en de helft van het vermogen van de [de Stichting] , althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
IV.
Ingeval de rechtbank van oordeel is dat de netto opbrengst van de woning aan ieder van partijen toekomt voor de helft, en de vrouw dus voor een hoger bedrag is overbedeeld, de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van (€ 100.982,07 + € 45.097,12 + € 1.742,73 + € 2.750,00 =) € 150.571,92 eveneens te vermeerderen met de helft van de op haar naam staande polis [nummer 1] , de helft van de op haar naam staande bankrekeningen, de helft van de waarde van het bedrijf [de Onderneming] , de helft van de waarde van de aandelen in de [de N.V.] en de helft van de waarde van het vermogen van de [de Stichting] , althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
V.
de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding en de kosten van het beslag, onder de bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
De vrouw voert verweer.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de verdeling vaststelt, in die zin dat:
 de vrouw recht heeft op de helft van de netto opbrengst van de echtelijke woning aan [adres 2] (€ 201.964,13);
 de polissen [nummer 3] en [nummer 1] op naam van de vrouw worden beëindigd en de waarde bij helfte wordt verdeeld;
 de polis [nummer 2] wordt toegedeeld aan de man, waarbij hij de helft van de waarde op de datum van dit vonnis aan de vrouw dient te betalen;
 aan de man de polissen overlijdensrisico ( [polisnummer 1] , [polisnummer 2] , [polisnummer 3] ) worden toegedeeld, waarbij hij de helft van de premievrije waarde op de datum van dit vonnis aan de vrouw dient te betalen;
 het onroerend goed en eenmanszaak aan de [adres 3] wordt toegedeeld aan de man voor € 250.000, waarbij hij de helft hiervan aan de vrouw dient te betalen; dan wel de rechtbank een deskundige benoemt die de waarde per de datum van dit vonnis bindend kan vaststellen (waarbij ook de juistheid van de jaarstukken moet worden onderzocht) en de man de helft van deze vastgestelde waarde aan de vrouw dient te betalen;
 het onroerend goed in Suriname aan de [adres 1] aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een waarde in Surinaamse Dollars (SRD) per datum vonnis, waarbij het onroerend goed opnieuw dient te worden getaxeerd door een door de rechtbank te benoemen taxateur en de vrouw de helft van deze waarde in SRD aan de man dient te betalen;
 de vrouw op de peildatum geen banksaldo had;
 [de Onderneming] N.V. i.o. geen waarde vertegenwoordigt en er daaromtrent niets te verdelen valt;
 de vrouw de helft van het saldo op peildatum 12 april 2019 van de kredietfaciliteit bij de Republic Bank in Suriname in SRD aan de man dient te betalen, nadat hij haar de bewijstukken van het saldo in SRD op peildatum heeft doen toekomen;
 de inboedel van de echtelijke woning aan de [adres 2] zoals door de vrouw achtergelaten aan de man wordt toegedeeld voor € 5.000, waarbij hij de helft van deze waarde aan de vrouw dient te betalen;
onder opheffing van het door de man onder de notaris op de aan de vrouw toekomende helft van de verkoopopbrengst van [adres 2] gelegde (conservatoir) beslag, met veroordeling van de man tot betaling van de wettelijke rente over de door dat beslag getroffen bedrag, vanaf datum beslag tot aan datum opheffing beslag, en tot veroordeling van de man in de proceskosten in conventie en reconventie, de beslagkosten en de nakosten.
3.4.
De man voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. Omdat de stellingen van partijen in conventie en reconventie nauw samenhangen, zal de rechtbank ze samen behandelen.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

De onderwerpen waarover de rechtbank in deze procedure nog moet beslissen, zijn de volgende:
De verkoopopbrengst van de echtelijke woning te [plaats 1] ( [adres 2] )
De echtelijke woning met grond te [plaats 2] ( [adres 1] )
Inboedels [adres 2] en [adres 1]
De Aegon beleggingsverzekeringen met polisnrs. [nummer 3] en [nummer 1]
De spaarkasovereenkomst met certificaatnummer [nummer 2]
De polissen overlijdensrisico ( [polisnummer 1] , [polisnummer 2] , [polisnummer 3] )
De eenmanszaak in [plaats 3]
De bankrekeningen van de man
De bankrekeningen van de vrouw
De drie Surinaamse bedrijven
De aflossing van de kredietfaciliteit in Suriname
De kosten voor het verkoopklaar maken van het [adres 2]
De kosten voor de taxaties van de [adres 1] en het bedrijfspand
Peildatum
4.1.
Voor het vaststellen van de omvang van de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap geldt als peildatum de datum van indiening van het verzoekschrift tot opheffing van de huwelijkse gemeenschap, dus 12 april 2019. [1]
4.2.
Als peildatum voor de waardering van de te verdelen goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, tenzij partijen anders overeenkomen of daarvan op basis van de redelijkheid en billijkheid moet worden afgeweken. Wanneer de rechter de verdeling van een goed vaststelt, dan geldt diens uitspraak als tijdstip van de verdeling en (dus) als peildatum voor de waardering van dat goed.

1.Verkoopopbrengst woning te [plaats 1]

4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de woning te [plaats 1] is verkocht voor € 450.000, en dat de overwaarde € 201.964,13 was. Dit bedrag is in depot geplaatst bij de notaris, waarna de man beslag heeft laten leggen op de helft van het bedrag, zijnde het aandeel van de vrouw. Het aandeel van de man heeft de notaris al aan hem uitgekeerd.
4.4.
De man meent dat de verkoopopbrengst geheel aan hem moet worden toegedeeld, kort gezegd omdat de rechtbank Rotterdam de woning met land in [plaats 2] al aan de vrouw heeft toegedeeld, zodat de vrouw zodanig ruim is overbedeeld dat niet duidelijk is hoe zij zijn vordering wegens overbedeling anders zou kunnen betalen.
De vrouw betwist dat de woning in [plaats 2] al aan haar is toegedeeld, en meent dat de overwaarde van de woning in [plaats 1] volgens de hoofdregel bij helfte moet worden gedeeld.
4.5.
In de beschikking van de Rechtbank Rotterdam is over het [adres 2] het volgende overwogen:
2.2.15.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de woning aan de man zal worden toegedeeld onder de voorwaarde dat de man in staat is deze toedeling te financieren. (…)
2.2.17.
Als de waarde van de woning hoger is dan de hypothecaire schuld, is sprake van overwaarde. De man moet de helft van de overwaarde aan de vrouw voldoen. (…)
2.2.19.
Als de man niet in staat is de toedeling van de woning aan hem te financieren e/o het ontslag van de vrouw uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, moet de woning worden verkocht.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de overwaarde op de woning in [plaats 1] bij helfte moet worden verdeeld.
De man heeft de overname van de woning niet kunnen financieren, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde voor toedeling aan hem. De woning is verkocht aan een derde; de verkoopopbrengst valt in de gemeenschap waarin partijen op grond van artikel 1:100 lid 1 BW een gelijk aandeel hebben.
4.7.
De man meent desondanks recht te hebben op de volledige verkoopopbrengst van het [adres 2] , omdat volgens hem de echtelijke woning in [plaats 2] aan de vrouw is toegedeeld. Deze redenering gaat niet op, alleen al omdat de rechtbank van oordeel is dat de woning in [plaats 2] nog niet aan de vrouw is toegedeeld.

2.Woning te [plaats 2] ( [adres 1] )

4.8.
In de beschikking van de Rechtbank Rotterdam is over de woning in [plaats 2] het volgende overwogen:
2.2.22.
De vrouw wil de grond splitsen en ieder van partijen een perceel toedelen. De man wil de grond te verkopen. Tijdens de mondelinge behandeling is het idee ontstaan om het gehele perceel aan de vrouw toe te delen en dit (gedeeltelijk) weg te strepen tegen de toedeling van de woning aan de [adres 2] aan de man. Of dit financieel haalbaar is voor de vrouw moet blijken. Partijen maken hierover in onderling overleg afspraken. De waarde van het onroerend goed wordt bepaald op de volgende wijze. Binnen twee weken na deze beschikking selecteert de man vijf erkende makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de vrouw. Na ontvangst daarvan kiest de vrouw binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de woning in [plaats 2] nog niet aan de vrouw is toegedeeld. Er is namelijk niet voldaan aan de voorwaarde dat gebleken is dat dit financieel haalbaar voor haar is.
4.10.
De man stelt dat de vrouw de woning met zijn toestemming feitelijk in bezit heeft genomen, zodat de woning feitelijk aan haar is toegedeeld.
Inbezitneming van een onroerende zaak gebeurt volgens het Burgerlijk Wetboek doordat de feitelijke macht over de zaak wordt verschaft. Naar verkeersopvattingen (zoals men er in de maatschappij over denkt) moet duidelijk zijn dat de macht van de oorspronkelijke bezitter over de zaak is geëindigd. [2]
Dat betekent in deze zaak dat de vrouw zich door uiterlijke daden naar buiten toe zichtbaar en ondubbelzinnig als de enige rechthebbende op de woning moet hebben gedragen om daar eigenaar van te zijn geworden. De man heeft echter niets gesteld waaruit blijkt dat de vrouw meer heeft gedaan dan gebruikmaken van de woning zoals zij sinds het feitelijk uiteengaan van partijen al jaren doet. De rechtbank gaat daarom aan deze stelling van de man voorbij.
4.11.
De woning met grond in [plaats 2] moet dus nog worden verdeeld; de vraag is hoe, tegen welke waarde en in welke valuta dit moet gebeuren.
De man stelt dat de waarde van de woning op 26 januari 2021 al is bepaald op € 406.262, door de door partijen in onderling overleg aangezochte en beëdigd en gediplomeerd taxateur [Taxateur] van [X] . De man vindt dat de vrouw de taxatie onnodig lang heeft getraineerd en vindt een hertaxatie niet nodig; hij vindt daarom dat de vrouw de kosten voor een eventuele hertaxatie moet dragen. Als er al een hertaxatie moet komen, vindt de man het efficiënt om die weer door [Taxateur] te laten uitvoeren.
De vrouw stelt dat de woning opnieuw moet worden getaxeerd, omdat de woningmarkt sinds 2021 erg is gewijzigd en omdat er een brand heeft gewoed die de waarde van de woning heeft verminderd. Bovendien meent de vrouw dat de waarde niet in Euro’s maar in SRD moet worden bepaald, en wel door een andere deskundige dan [Taxateur] omdat de vrouw bedenkingen heeft over haar deskundigheid.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de woning en grond in [plaats 2] opnieuw moeten worden getaxeerd door een nieuwe deskundige, waarbij de waarde dient te worden bepaald in Euro’s.
4.13.
De peildatum voor de waarde van het onroerend goed aan de [adres 1] wordt de datum van verdeling; strikt genomen is dat de datum van het vonnis waarin de verdeling wordt uitgesproken. [3] Gelet op de stormachtige ontwikkelingen die sinds begin 2021 op de internationale onroerendgoedmarkt hebben plaatsgevonden, kan de rechtbank voor de waardebepaling niet uitgaan van een rapport van ruim anderhalf jaar geleden.
4.14.
Gezien de ernstig verslechterde verhouding tussen partijen acht de rechtbank het contraproductief om de hertaxatie te laten uitvoeren door een deskundige met wie één van partijen op voorhand al een beladen relatie heeft.
De rechtbank zal de man daarom opdragen om in de ter zitting besproken akte drie deskundigen van verschillende taxatiebureaus te noemen, en zal de vrouw opdragen om in haar antwoordakte één van die drie deskundigen te kiezen. Binnen een week na de antwoordakte moeten de advocaten van partijen de door de vrouw gekozen deskundige gezamenlijk opdracht geven tot taxatie van hun onroerend goed aan de [adres 1] . De kosten dienen door partijen gezamenlijk – dus elk voor de helft – te worden gedragen.
Partijen zijn verplicht om de deskundige op eerste verzoek te voorzien van alle informatie die de deskundige zinvol acht voor het uitvoeren van de taxatie, en om hun deel van de kosten tijdig aan de deskundige te betalen. Doen zij dit niet of onvoldoende (tijdig), dan zal de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die haar geraden voorkomen.
4.15.
De deskundige moet de waarde van de [adres 1] in Euro’s bepalen, en tussen partijen moet ook in Euro’s worden afgerekend. De rechtsvorderingen tot verdeling zijn namelijk ingesteld in Nederland, en de man maakt conform artikel 6:123 BW aanspraak op vergoeding in Euro’s.

3.Inboedels [adres 2] en [adres 1]

4.16.
Partijen hebben in hun processtukken geen beschrijving gegeven van de inboedels en wat daar na het uiteengaan van partijen mee is gebeurd. Ter zitting is besproken dat partijen toch graag willen dat de rechtbank een beslissing over de inboedels neemt, zodat ook dat onderwerp tussen hen definitief kan worden afgesloten. De rechtbank zal partijen daarom in de gelegenheid stellen om bij akte nader toe te lichten wat er volgens hen tot de gezamenlijke inboedels behoorde, en hoe die inboedels volgens hen moeten worden verdeeld.
Daarbij benadrukt de rechtbank dat het er niet om gaat met terugwerkende kracht de volle omvang van de inboedel vast te stellen. Er moet worden geïnventariseerd welke goederen op de peildatum een zodanige waarde vertegenwoordigden dat ze tot een vergoedingsrecht leiden. Omwille van een efficiënt procesverloop stelt de rechtbank daarom voor dat beide partijen in hun eerste akte aan de rechtbank (onderbouwd) toelichten:
- welke goederen de meeste waarde vertegenwoordigen en hoe hoog die waarde dan is, en
- wat er met die goederen is gebeurd (wie van partijen heeft deze goederen nu?).
De rechtbank is voornemens de vorderingen van partijen te beoordelen aan de hand van de aktes en antwoordaktes.

4.Aegon beleggingsverzekeringen met polisnrs. [nummer 3] en [nummer 1]

4.17.
De Aegon beleggingsverzekeringen met polisnummers [nummer 3] en [nummer 1] op naam van de vrouw zijn in de beschikking van de Rechtbank Rotterdam ten onrechte aangemerkt als verbonden aan de hypotheek. Omdat niet is voldaan aan de in die beschikking genoemde voorwaarden voor toedeling van de woning en hypotheek aan de man, is over de verdeling van deze polissen nog geen beslissing genomen.
4.18.
De man wenst dat deze polissen aan de vrouw wordt toegedeeld, onder vergoeding aan hem van de helft van de waarde. De vrouw wenst dat deze polissen worden opgeheven en dat de waarde bij helfte wordt verdeeld.
4.19.
Omdat geen van beide partijen deze polissen wil voortzetten, is de rechtbank voornemens te bepalen dat zij moeten worden beëindigd en dat de vrijkomende waarde bij helfte moet worden verdeeld.
4.20.
De waarde van de polissen moet worden bepaald op de datum van verdeling, dus op de datum van dit vonnis. Partijen hebben echter geen informatie overgelegd op basis waarvan de rechtbank de waarde kan vaststellen.
Omdat de polissen op naam van de vrouw staan, is zij degene die hierover bij Aegon informatie kan opvragen. De rechtbank draagt de vrouw op om bij akte te onderbouwen wat de waarde van de polissen op de datum van dit vonnis is, en of/hoe zij kunnen worden beëindigd. Indien van toepassing, mag zij ook onderbouwen welke premies zij heeft betaald voor opbouw c.q. welke kosten zij heeft gemaakt om de polissen aan te houden.

5.De spaarkasovereenkomst met certificaatnummer [nummer 2]

4.21.
Ook de polis Schakelsparen met nummer [nummer 2] op naam van de man is in de beschikking van de Rechtbank Rotterdam ten onrechte aangemerkt als verbonden aan de hypotheek. Omdat niet is voldaan aan de in die beschikking genoemde voorwaarden voor toedeling van de woning en hypotheek aan de man, is over de verdeling van deze polis nog geen beslissing genomen.
4.22.
Partijen zijn het erover eens dat deze polis aan de man moet worden toegedeeld; dit zal de rechtbank ook doen. De vraag is tegen welke waarde de polis moet worden toegedeeld.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat de waarde van deze polis moet worden bepaald op de datum van verdeling, dus op de datum van dit vonnis. De rechtbank draagt de man op om te onderbouwen wat de waarde van de polis op de datum van dit vonnis is. Indien van toepassing, mag hij ook onderbouwen welke premies hij heeft betaald voor opbouw c.q. welke kosten hij heeft gemaakt om de polis aan te houden.

6.Polissen overlijdensrisico ( [polisnummer 1] , [polisnummer 2] , [polisnummer 3] )

4.24.
Uit de door de vrouw als productie 3 overgelegde e-mails met bijlagen blijkt dat er drie polissen op naam van de man bestaan, die vóór de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap zijn afgesloten. De polissen behoren dus tot de boedel en moeten worden verdeeld.
4.25.
Het is de rechtbank niet duidelijk:
  • wat partijen willen dat er met deze polissen gebeurt;
  • of de polissen kunnen worden afgekocht of op andere wijze te gelde kunnen worden gemaakt;
  • wat de waarde van deze polissen per datum van dit vonnis is;
  • of de man premies heeft betaald voor opbouw of kosten heeft moeten maken om de polissen aan te houden.
De rechtbank zal de man opdragen deze informatie bij akte in het geding te brengen; de vrouw dient zich bij antwoordakte in elk geval uit te laten over wat zij wil dat er – gelet op de mogelijkheden – met de polissen gebeurt.

7.De eenmanszaak in [plaats 3]

4.26.
In de beschikking van de Rechtbank Rotterdam is over de eenmanszaak van de man het volgende overwogen:
Het onroerend goed aan de [adres 3]
De eenmanszaak
2.2.21.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dit onroerend goed behoort tot de eenmanszaak. Partijen zijn het er over eens dat de man de eenmanszaak voortzet en dat de activa behorende tot de eenmanszaak aan de man worden toegedeeld en de passiva behorende tot de eenmanszaak aan hem worden toegerekend tegen een nog nader te bepalen waarde. Partijen gaan met behulp van de advocaten hierover in gesprek. Daartoe zal de man eerst recente jaarstukken aan de vrouw overhandigen.
4.27.
De eenmanszaak en het pand aan de [adres 3] zijn dus al door de Rechtbank Rotterdam aan de man toegedeeld, per datum van het vonnis (20 december 2019). Partijen verschillen van mening tegen welke waarde dit moet gebeuren.
4.28.
De man stelt dat partijen het bedrijfspand in onderling overleg hebben laten taxeren, zodat de waarde op die taxatie moet worden gesteld. De waarde van de eenmanszaak als geheel heeft de man door een andere deskundige laten bepalen; deze deskundige heeft gebruik gemaakt van de taxatie van het bedrijfspand. De man meent dat de vrouw hem onnodig op kosten jaagt door niet-onderbouwde kritiek te leveren op de taxatie van de eenmanszaak.
De vrouw vindt de door de man overgelegde taxatie van de eenmanszaak geen onafhankelijke taxatie en ook geen echte taxatie voor waardering van een bedrijf. Zij twijfelt bovendien aan de juistheid van de onderliggende jaarstukken, die niet zijn onderzocht door een accountant. De vrouw heeft de man gevraagd de administratie over 2018 en 2019 aan haar ter beschikking te stellen voor eigen onderzoek, maar dit heeft hij geweigerd.
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat de waarde van het bedrijfspand kan worden vastgesteld op het bedrag waarvoor het in november 2020 in opdracht van partijen gezamenlijk is getaxeerd (€ 185.000), minus de belastinglatentie conform de tarieven van 2019 (€ 29.400), dus op € 155.600.
4.30.
De taxatie van de rest van de eenmanszaak door [de BV] is niet in opdracht van beide partijen uitgevoerd, en de vrouw heeft de juistheid van deze taxatie gemotiveerd betwist. De man heeft de vrouw ook niet in de gelegenheid gesteld om op haar eigen kosten een second opinion te laten opmaken.
De rechtbank zal daarom een deskundige benoemen die de waarde van de eenmanszaak per 20 december 2019 moet vaststellen. De vrouw wordt bevolen om bij akte drie deskundigen te noemen die hiertoe in staat en bereid zijn; de man wordt bevolen om in zijn antwoordakte één van deze deskundigen te kiezen. De rechtbank zal de deskundige vervolgens bij tussenvonnis benoemen, tenzij partijen de opdracht tot taxatie voordien al gezamenlijk hebben gegeven (dit hoeft niet, maar zou goedkoper en sneller zijn). De kosten van de taxatie zullen door partijen gezamenlijk – dus elk voor de helft – moeten worden gedragen.
Partijen zijn verplicht om ook deze deskundige op diens eerste verzoek te voorzien van alle informatie die de deskundige zinvol acht voor het uitvoeren van de taxatie. Doen zij dit niet of onvoldoende (tijdig), dan zal de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die haar geraden voorkomen.

8.De bankrekeningen van de man

4.31.
In de beschikking van de Rechtbank Rotterdam is over de bankrekeningen van partijen het volgende overwogen:
2.2.23.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hen genoegzaam bekend is om welke bankrekeningen in Nederland en Suriname het gaat. De saldi per datum indiening verzoek worden door hen bij helfte gedeeld. Partijen geven elkaar inzage in deze saldi.
4.32.
De bankrekeningen van de man zijn dus al aan hem toegedeeld tegen de waarde van het saldo daarop per 12 april 2019, met de verplichting om de helft van die waarde aan de vrouw te betalen.
4.33.
De man heeft met stukken onderbouwd gesteld dat het saldo van zijn twee rekeningen ( [Iban-nummer 1] en [Iban-nummer 2] ) op 12 april 2019 in totaal € 187,76 was. De vrouw heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man de helft van dit bedrag aan de vrouw moet voldoen.

9.De bankrekeningen van de vrouw

4.34.
De man stelt dat de vrouw op de peildatum van 12 april 2019 meerdere bankrekeningen had, maar heeft geen informatie overgelegd waaruit dit blijkt.
De vrouw heeft ter zitting erkend dat zij destijds een rekening bij de ABN Amrobank en een rekening bij de Rabobank had, waar volgens haar op de peildatum niets meer op stond. Voor de rest ontkent zij dat zij op de peildatum over eigen bankrekeningen beschikte; zij stelt tijdens de relatie (mede)gebruik te hebben gemaakt van rekeningen op naam van de man.
4.35.
Zoals ter zitting besproken, beschikt de rechtbank nog niet over voldoende informatie om over dit onderwerp te beslissen. Zij beveelt de vrouw om bankafschriften over te leggen waaruit het saldo van de op haar naam gestelde bankrekeningen op 12 april 2019 blijkt, en wel bij de eerste hierna te bevelen akte zodat de man daarop bij antwoordakte kan reageren. Indien de man bewijsstukken wil overleggen, moet hij die ook bij de eerste akte overleggen.

10.De drie Surinaamse bedrijven

4.36.
De ondernemingen [de Onderneming] N.V. i.o. (althans de v.o.f. waarvan de op te richten N.V. een voortzetting zou zijn), [de N.V.] en [de Stichting] zijn vóór 12 april 2019 opgericht en vallen dus binnen de gemeenschap. Vast staat dat deze ondernemingen nog niet zijn verdeeld; dit moet dus alsnog gebeuren, tegen de waarde op het moment van verdeling.
4.37.
Zoals ter zitting is besproken, wordt de waarde van een onderneming mede bepaald door de bedrijfsmiddelen, zoals gereedschappen en machines. Ook een onderneming waarin niets meer gebeurt, kan dus nog een waarde hebben die moet worden verdeeld.
Voor het geval de v.o.f. tussen partijen nog bestaat, herinnert de rechtbank partijen eraan dat een v.o.f. pas kan worden verdeeld na vereffening, wat betekent dat eerst alle schuldeisers moeten worden betaald.
4.38.
Ook is besproken dat er op dit moment nog te weinig informatie in het dossier zit om over de Surinaamse ondernemingen te beslissen. Omdat de ondernemingen op naam van de vrouw staan, draagt de rechtbank haar op om bij akte informatie in het geding te brengen waaruit blijkt wat de waarde van de hiervoor genoemde ondernemingen op 12 april 2019 en op 10 augustus 2022 was, en om aan te geven wat zij wil dat er in deze procedure met de ondernemingen gebeurt. De man kan daarop bij antwoordakte reageren. Bewijsstukken die op de (waarde van de) bedrijven zien, moet de man bij de eerste akte overleggen, zodat de vrouw daarop bij antwoordakte kan reageren. Als de v.o.f. tussen partijen nog bestaat, moeten zij in hun akte in elk geval vermelden of de v.o.f. nog openstaande schulden heeft.
4.39.
Uit het partijdebat ter zitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de waarde van de Surinaamse bedrijven niet zo hoog is dat het financieel efficiënt zou zijn om een taxateur te benoemen. De rechtbank is daarom voornemens om de waarde op basis van de stukken te bepalen; partijen mogen zich in hun akte over dit voornemen uitlaten.

11.De aflossing van de kredietfaciliteit in Suriname

4.40.
De man stelt dat hij de kredietfaciliteit van € 5.500 die partijen gezamenlijk zijn aangegaan voor […] na de peildatum van 12 april 2019 heeft afgelost. Hij meent dat de helft van die aflossing voor rekening van de vrouw komt.
De vrouw erkent dat zij de man de helft van deze aflossing moet betalen, maar meent dat zij dit in Surinaamse Dollars mag doen, omdat de schuld in Surinaamse Dollars is aangegaan.
4.41.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen in Euro’s moet worden afgerekend, omdat de man de rechtsvordering in Nederland heeft ingesteld en conform artikel 6:123 BW aanspraak maakt op vergoeding in Euro’s.
4.42.
De vrouw heeft niet betwist dat de betaling in SRD, op het moment dat de man de betaling deed, gelijk was aan € 5.500. De vrouw moet de man de helft daarvan, dus € 2.750, betalen.

12.De kosten voor het verkoopklaar maken van het [adres 2]

4.43.
De man heeft de echtelijke woning aan het [adres 2] voor verkoop laten schoonmaken door een bedrijf. Hij stelt dat dit nodig was omdat de dochter van partijen, die zonder toestemming in de woning verbleef, de woning in erbarmelijke staat had achtergelaten.
De vrouw meent dat deze kosten onder de gebruikerslasten vallen die de man moest dragen. Daarnaast meent zij dat deze kosten onnodig en zonder haar toestemming zijn gemaakt, zodat zij niet gehouden is daarin bij te dragen.
4.44.
De rechtbank is van oordeel dat de schoonmaakkosten voor de helft voor rekening van de vrouw komen.
Gelet op het kortgedingvonnis van deze rechtbank van 20 november 2020 staat vast dat de dochter van partijen de echtelijke woning heeft bewoond totdat deze werd verkocht. Uit de door de man overgelegde en door de vrouw inhoudelijk niet betwiste rekening van het schoonmaakbedrijf blijkt dat flink wat werkzaamheden zijn verricht om het huis verkoopklaar te maken, waaronder het huren van een container, het afvoeren van grofvuil en het grondig schoonmaken van onder meer de keuken en de badkamer. Dit zijn werkzaamheden die de verkoopbaarheid van de woning hebben bevorderd en zo ten goede zijn gekomen aan beide partijen. Het zijn werkzaamheden die moesten gebeuren, die niet onder de gewone gebruikerslasten vallen, maar waar geen van beide partijen destijds energie voor had. Beide partijen hadden het in die periode zwaar, onder meer door het overlijden van hun zoon. De rechtbank is daarom van oordeel dat partijen de schoonmaakkosten gezamenlijk moeten dragen.

13.De kosten voor de taxatie van de [adres 1] en het bedrijfspand

4.45.
De man heeft € 1.122,01 betaald voor de taxatie van de [adres 1] en € 1.520,50 voor de taxatie van het bedrijfspand aan de [adres 3] . De vrouw heeft op deze posten geen inhoudelijk verweer gevoerd.
4.46.
De taxaties zijn in opdracht van partijen gezamenlijk uitgevoerd ten behoeve van tot de gemeenschap behorende goederen. De vrouw moet de helft van de gemaakte kosten aan de man vergoeden.

5.Hoe nu verder

5.1.
Partijen mogen op 14 september 2022 een akte nemen waarin zij zich uitlaten over (uitsluitend) de te benoemen deskundigen, de inboedels, de Aegon beleggingsverzekeringen, de spaarkasovereenkomst, de overlijdensrisicopolissen, de bankrekeningen en de Surinaamse bedrijven. Bewijsstukken die zij over deze onderwerpen willen overleggen, moeten zij tegelijk met deze akte in het geding brengen, zodat de andere partij daarop in de antwoordakte kan reageren.
5.2.
Op 5 oktober 2022 mogen partijen op de akte van de wederpartij reageren, en zich uitlaten over de in rechtsoverwegingen 4.14, 4.25, 4.30 en 4.39 genoemde punten.
5.3.
Hoe deze procedure verder zal gaan, hangt mede af van wat partijen in hun akten aanvoeren. Op enkele punten heeft de rechtbank in dit vonnis al definitief beslist. Mogelijk kunnen partijen na de uitwisseling van de ontbrekende informatie met hulp van hun advocaten alsnog tot een oplossing komen – geheel of voor een deel. De rechtbank zal de griffier daarom vragen de zaak op de rol van 19 oktober 2022 te zetten voor beraad voortprocederen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
14 september 2022voor het door elk van partijen nemen van de hiervoor in rechtsoverweging 5.1 bedoelde
akte;
6.2.
verwijst de zaak naar de rol van
5 oktober 2022voor het door elk van partijen nemen van een
antwoordakte, waarin in elk geval de hiervoor in rechtsoverweging 5.2 bedoelde informatie moet staan;
6.3.
verzoekt de griffier de zaak op de rol van
19 oktober 2022te zetten voor beraad voortprocederen;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:99 lid 1 onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie artikel 3:113 BW.
3.Om de zaak niet onnodig te compliceren, is de rechtbank voornemens aan te sluiten bij de waarde die de te benoemen deskundige op de dag van de taxatie zal bepalen.