In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser [eiser01] en gedaagden Spindler Installatietechniek B.V. en Roos en Doorn Elektra B.V. De zaak betreft een onrechtmatige executie van beslag door de gedaagden, die voortvloeide uit een eerder vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Eiser, die als bestuurder van [naam01] Bouw B.V. aansprakelijk was gesteld, heeft in hoger beroep het vonnis van 7 februari 2018 laten vernietigen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door beslag te leggen op de pensioenuitkeringen van eiser, aangezien het vonnis dat aan de beslaglegging ten grondslag lag, inmiddels was vernietigd. Eiser vorderde schadevergoeding voor de geleden schade als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging, die bestond uit koersverlies, renteverlies, gederfde winst en kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die eiser had geleden door de onrechtmatige beslaglegging. De rechtbank heeft de schade begroot op een totaalbedrag van € 18.407,35, te vermeerderen met wettelijke rente. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.