ECLI:NL:RBDHA:2022:11763
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Heida, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door A.J. Philipse, heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld en overwoog dat de Staatssecretaris op grond van de Dublinverordening mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Eiser voerde aan dat er tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen in Spanje, waardoor hij vreest dat hij geen toegang zal krijgen tot de opvangfaciliteiten. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in zijn geval niet kan worden toegepast. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en rapporten die bevestigen dat Spanje actie onderneemt om Dublinterugkeerders toegang te geven tot opvang.
De rechtbank concludeerde dat er geen ernstige structurele tekortkomingen zijn die het vertrouwen in de Spaanse autoriteiten ondermijnen. Eiser had geen eerdere asielaanvraag in Spanje gedaan, wat zijn argumenten verder verzwakte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 april 2022.