ECLI:NL:RBDHA:2022:11763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
NL22.5158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Heida, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door A.J. Philipse, heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep behandeld en overwoog dat de Staatssecretaris op grond van de Dublinverordening mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Eiser voerde aan dat er tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen in Spanje, waardoor hij vreest dat hij geen toegang zal krijgen tot de opvangfaciliteiten. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in zijn geval niet kan worden toegepast. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en rapporten die bevestigen dat Spanje actie onderneemt om Dublinterugkeerders toegang te geven tot opvang.

De rechtbank concludeerde dat er geen ernstige structurele tekortkomingen zijn die het vertrouwen in de Spaanse autoriteiten ondermijnen. Eiser had geen eerdere asielaanvraag in Spanje gedaan, wat zijn argumenten verder verzwakte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5158
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Heida), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A.J. Philipse).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.5159, op 25 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder op 19 oktober 2021 een verzoek naar Spanje verstuurd om eiser over te nemen. Spanje heeft dit verzoek op 23 november 2021 geaccepteerd.
2. Eiser stelt dat verweerder ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan, omdat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Spanje geen toegang zal krijgen tot de opvangfaciliteiten. Hiervoor verwijst eiser naar het AIDA
Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
rapport van april 2020, update 2019. Daarnaast verwijst eiser naar het AIDA rapport van maart 2021, update 2020. Daarin staat volgens eiser dat ondanks de uitspraak van het Spaanse Tribunaal Superior de Justitia en de instructie van de minister van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid, het voor Dublinterugkeerders moeilijk blijft om toegang te krijgen tot opvangvoorzieningen. Uit dit rapport blijkt verder ook dat in de zomer van 2020 tenminste 15 Dublinclaimanten niet werden toegelaten tot opvangvoorzieningen en dat 8000 asielzoekers in oktober 2020 moesten wachten op een plek in het opvangsysteem.
Verweerder kan niet het standpunt innemen dat het slechts gaat om een aantal gevallen en dat er daarom geen structurele problemen zijn als hij dit niet weet te plaatsen in het totale beeld. Volgens eiser mag van hem ook niet gevraagd worden om zich te beklagen bij de Spaanse autoriteiten, want dat is niet zinvol. Klagen leidt er namelijk niet toe dat je als Dublinterugkeerder tot de opvangfaciliteiten wordt toegelaten. Verder heeft verweerder in het besluit een niet gepubliceerde uitspraak meegenomen, waar eiser geen kennis van kan nemen en heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de tekortkomingen in de opvangvoorzieningen niet ernstig genoeg zijn om te stellen dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
3. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd.
4. Uit de overgelegde AIDA rapporten blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot de opvangfaciliteiten en dat het voor Dublinterugkeerders niet altijd mogelijk was om hier toegang toe te krijgen. Hoewel de rechtbank dit zorgelijk acht, wijst de rechtbank erop dat in het rapport staat vermeld dat het Spaanse Tribunal Superior de Justitia van 2019 heeft geoordeeld dat alle Dublinterugkeerders tot de opvang toegelaten moeten worden. Dit heeft geleid tot instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid in januari 2019, dat Dublinclaimanten toegang tot de opvang moeten krijgen. Hieruit blijkt dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten met betrekking tot het uitsluiten van Dublinterugkeerders van opvang en voorzieningen en dat zij hier niet onverschillig tegenover staan. Hoewel uit het AIDA rapport van maart 2021 blijkt dat Dublinterugkeerders nog steeds problemen kunnen ondervinden bij terugkeer, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat Dublinterugkeerders in het geheel geen toegang tot de opvang kunnen verkrijgen en dat er om die reden sprake is van ernstige structurele tekortkomingen waardoor niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd, door te verwijzen naar twee gepubliceerde uitspraken waar eiser ook kennis van kan nemen. Dat verweerder daarnaast heeft verwezen naar drie niet gepubliceerde uitspraken, maakt dit niet anders. Uit de twee wel gepubliceerde uitspraken blijkt namelijk al voldoende dat ten aanzien van Spanje nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De rechtbank acht ook van belang dat eiser niet eerder asiel heeft
aangevraagd in Spanje, waardoor niet uit zijn eigen ervaringen blijkt dat er sprake is van een situatie die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Daarnaast kan en dient eiser bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van opvang zich te beklagen bij de (hogere) autoriteiten van Spanje. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Op basis van het voorgaande heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken op basis van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die zo bijzonder of individueel zijn dat verweerder een uitzondering had moeten maken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 april 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.