ECLI:NL:RBDHA:2022:11769
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, ingediend op 16 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 13 juli 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen door de asielaanvraag in te willigen. Het verzoek van verzoeker om vergoeding van de proceskosten wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de beslissing genomen en de kostenveroordeling uitgesproken.