ECLI:NL:RBDHA:2022:11773
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een lid van de Ahmadiyya-gemeenschap, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij een reëel risico op indirect refoulement loopt als hij naar Duitsland wordt teruggestuurd, gezien het beleid ten aanzien van de Ahmadiyya-gemeenschap in Nederland en Duitsland. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 26 april 2022, maar beide partijen zijn niet verschenen.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Duitsland. Eiser heeft niet aangetoond dat in zijn specifieke geval dit beginsel niet kan worden toegepast. Duitsland is partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Vluchtelingenverdrag, en heeft via een claimakkoord gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in overeenstemming met deze internationale verplichtingen zal worden behandeld. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van eiser niet zodanig bijzonder zijn dat de Staatssecretaris de asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.